Dit staat in het boek Polderschouw, terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog over de terugkeer van evacu?s na de oorlog. De door het Militair Gezag verordonneerde verplichte evacuatie van duizenden westerlingen naar Oost-Zeeuws-Vlaanderen zette kwaad bloed.

Maar vooral het idee dat West-Zeeuws-Vlaanderen bij de hulpverlening werd achtergesteld bij het onder water gelopen Walcheren bracht menigeen ertoe de leus ‘Zet de grenspaal maar midden in de Schelde’, te onderschrijven.

De Zeeuws-Vlamingen hadden het gevoel te behoren tot een vergeten uithoek van Zeeland en Nederland. Dit werd gevoed door een falend noodherstelplan. De afscheidingsgedachte kreeg nooit concreet gestalte in een organisatie. Daardoor kwam er geen brede volksbeweging van de grond. De gevoelens onder de mensen waren echter wel een duidelijke aanklacht tegen de overheid.

In zijn bijdrage aan het boek Polderschouw gaat de historicus Arno Bornebroek uitvoerig in op de moeizame verhouding van de Zeeuwen tot het gezag in de periode 1944-1947. Hij stelt vast dat er (West-)Zeeuws-Vlaanderen sprake was van onbegrip en ongenoegen, en niet ten onrechte. Ook op Walcheren rees verzet tegen de evacuatieplannen van het Militair Gezag, voor een deel gevoed door de orthodox-protestantse geloofsovertuiging.

In beide regio’s mislukte de operatie dan ook grotendeels. De door de oorlog verdreven mensen weigerden, ondanks de grote verwoestingen, hun have en goed opnieuw te verlaten. De burgerlijke bestuurders werkten het Militair Gezag ook tegen.

Bornebroek constateert dat In Zeeuws-Vlaanderen ten onrechte de opvatting heerste dat het gebied bij de hulpverlening werd gepasseerd. ,,Van achterstelling was geen sprake, van gebrek aan belangstelling van de bestuurders evenmin, en feitelijk was het niet te onderbouwen dat Walcheren een voorkeursbehandeling kreeg. Toch was het beeld in de hoofden van de bevolking het tegenovergestelde. De West-Zeeuws-Vlaming voelde zich achtergesteld en onbegrepen door zowel de andere Zeeuwen als de rest van Nederland.”

Dat de Koningin op bezoek kwam, later gevolgd door de minister-president, was niet voldoende om de negatieve stemming te keren. Bornebroek: ,,Er ontstond een sfeer van separatisme. Spottend noemde men de Schelde het ijzeren gordijn.” Hij geeft aan dat het defaitisme en het separatisme een reële voedingsbodem hadden. ,,Voor de Zeeuws-Vlaming was de bevrijding geen feest geweest, zijn geduld werd daarna soms zwaar op de proef gesteld en hij zag zijn verwachtingen meermalen de bodem ingeslagen.”(7 juni 2002)