Sebald heeft de naam een schrijver van de postholocaustgeneratie te zijn. Hij werd in 1944 in Beieren geboren en emigreerde in 1966 naar Groot-Brittannië, waar hij professor in de Europese literatuur werd. Naar eigen zeggen was hij ontevreden op de manier waarop de Tweede Wereldoorlog in de eerste twintig jaar na de oorlog werd verwerkt en gethematiseerd. Zijn eigen vader was soldaat in Polen geweest, maar de familie zweeg daarover als het graf. In zijn eerdere romans voerde Sebald rusteloze personen op die met hun benarde herinneringen worstelen. In ”Austerlitz” wordt pas gaandeweg duidelijk wat er met de hoofdpersoon aan de hand is.
De roman roept veel vragen op. Is het wel een roman? De naamloze verteller presenteert zijn opmerkingen als een verhaal. Maar het boek heeft een hybride vorm. Het is een mengelmoes van reisgids, memoires en geschiedschrijving. De door het boek gestrooide foto’s en plaatjes suggereren een plakboek. Maar wie zijn de mensen op de plaatjes? Willekeurige personen? Horen ze bij het verhaal? De grofkorrelige zwartwitfoto’s roepen een nostalgische en weemoedige sfeer op. Maar de weemoed heeft een kartelrandje. Een gevoel van beklemming bekruipt je, eenzelfde soort gevoel dat oude Polygoon-journaals kunnen opwekken wanneer er beelden voorbijkomen van reeds lang geleden vernietigde steden en gebouwen.
Joodse vluchteling
Sebalds naamloze verteller beschrijft het levensverhaal van een merkwaardige man, Jacques Austerlitz. Austerlitz is een professor in de architectuur- en cultuurgeschiedenis en woont in Engeland. Maar hij kan niet aarden en zwerft regelmatig eenzaam door Europa. Af en toe ontmoet hij de verteller. Die krijgt te horen dat zijn raadselachtige gesprekspartner pas op latere leeftijd ontdekte dat hij een Joodse vluchteling uit het Duitse Rijk was. De pastorie in Wales waarin hij opgroeide, was zijn thuis niet. Hij is als kind beroofd van zijn vaderland, taal en naam en kwam op vierenhalfjarige leeftijd naar Groot-Brittannië. Langzaam hervindt hij zijn herinnering. Hij onderneemt een zoektocht om de resterende gegevens over zijn familiegeschiedenis boven tafel te krijgen en een nieuwe identiteit te vinden.
De roman is zodanig opgebouwd dat de onbekende verteller op cruciale momenten Austerlitz tijdens zijn zoektocht tegen het lijf loopt. De eerste keer ontmoeten ze elkaar onder de immense koepel in de ”Salle des pas perdus” (!) van het Antwerpse Centraal Station. Hun gemeenschappelijke liefde is de architectuurgeschiedenis. Vervolgens ontrafelt de verteller in een dertig jaar durend gesprek Austerlitz’ geschiedenis. Die geschiedenis blijken de Tweede Wereldoorlog en de Jodenvervolging te zijn. De plaats van de handeling is het Duitse Rijk. Dat heeft Austerlitz altijd verdrongen: „Duitsland was dus, zei Austerlitz, voor mij het meest onbekende land ter wereld, nog vreemder dan Afghanistan of Paraguay.”
Verdrongen trauma’s
Op dit punt aangekomen krijgt de lezer een aha-erlebnis. De bespiegelingen over de wereldgeschiedenis en architectuur van zomaar een vreemdeling blijken uit te lopen op een holocaustroman. Het stramien is bekend. Een kind van Joodse ouders ontdekt dat, hoe en waar zijn familie om het leven is gekomen. De voorspelbaarheid van het verhaal dat volgt levert in eerste instantie een lichte teleurstelling op. Austerlitz ontdekt dat hij in Praag geboren is. Zijn oude kindermeisje woont nog in de woning van zijn jeugd. Samen reconstrueren ze het lot van zijn ouders: zijn moeder is omgekomen in Theresienstadt, de sporen van zijn vader voeren naar Parijs.
Sebald zet de lezer echter op het verkeerde been. Het vervolg van de roman levert geen standaardholocaustroman op, maar het verslag van een schijnbaar aangepaste vluchteling die geconfronteerd wordt met verdrongen trauma’s. De gekwelde Austerlitz probeert herinneringen en feiten uit geschiedenisboeken met elkaar te verbinden om zijn jeugd te reconstrueren. Die pogingen worden monologen die Austerlitz tegen de verteller afsteekt. Zijn verteldrang blijkt voor hem van levensbelang te zijn. Zijn geschiedenis krijgt immers pas in het narratieve vorm. Elk woord heeft een functie en een gewicht. De zinnen zijn lange aaneenschakelingen van meditatieve gedachten, associaties en hallucinaties. Een buffetjuffrouw wordt „de godin van de voorbije tijd”, vlinders doen hem aan de doodsstrijd en de vergankelijkheid denken. De vertaalster is er uitstekend in geslaagd die ”stream of consciousness” soepel in het Nederlands om te zetten.
Misleidend
Om zijn trauma’s te verwerken evoceert Austerlitz het verleden. Het verlies van zijn jeugd en de wanhopige pogingen tot de herinnering daaraan zijn de voortzetting van de holocaust in het heden, zo maakt Sebald de lezer duidelijk. Maar de coherentie en de zingeving die Austerlitz in die beelden aan probeert te brengen, is misleidend. De verteller vindt Austerlitz terug in een vrijwel lege woning. Daar brengt de eeuwige emigrant zijn tijd door met het ordenen van versleten foto’s. Hij is nog steeds bezig met het zoeken naar zijn vader. De verteller deelt ons het einde van die speurtocht niet meer mee. Austerlitz en de verteller verdwijnen uit het beeld.
Bron: Reformatorisch Dagblad