De Poolse president Lech Kaczynski hield daar een toespraak, waarin hij benadrukte hoe het lot van Joden en de stad Warschau over een periode van 900 jaar met elkaar vervlochten zijn geweest.
„Er waren goede en slechte tijden, maar de geschiedenis van de Poolse Joden maakt zonder twijfel deel uit van de geschiedenis van mijn land (…) en verdient het herdacht te worden.”
Het werd in de Tweede Wereldoorlog gebruikt door de Judenrat, die in het getto de administratie van de Joden in handen had.
Ernaast prijkt een monument dat de Joodse opstand in het getto van 1943 herdenkt.
Even verderop bevindt zich de plaats waarvandaan een groot aantal Poolse Joden in treinen werd geladen. Zij gingen een gewisse dood tegemoet in concentratiekampen met namen als Auschwitz en Treblinka.
Volgens velen had het museum in Warschau er al veel eerder moeten komen.
Tot aan de Tweede Wereldoorlog had Polen met 3,3 miljoen Joden, 10 procent van de totale bevolking, de grootste Joodse gemeenschap van Europa.
Er was sprake van een levendige Jiddischsprekende cultuur, die een aantal grote namen heeft voortgebracht op het gebied van wetenschap, kunst en literatuur, zoals Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer.
Nu leven er nog zo’n 30.000 Joden in Polen, een land dat naar eigen zeggen ten onrechte kampt met een reputatie van antisemitisme.
Die reputatie kreeg het in 1968, toen het toenmalige communistische regime duizenden Joden het land uitzette, als onderdeel van een antisemitische campagne.
Om de reputatie te weerleggen, wijzen de Poolse autoriteiten tegenwoordig graag op de vele Polen die door Israël onderscheiden worden voor hun heldendaden in de Tweede Wereldoorlog toen zij Joden van de Holocaust wisten te redden.
bron: www.reformatorischdagblad.nl