Zes Nederlandse oud-SS’ers zijn na de oorlog bij verstek ter dood veroordeeld door Nederlandse rechters. Van tenuitvoerlegging van die straffen kwam het de afgelopen decennia niet, ondanks inspanningen van justitie, politici en de media. Pogingen om de oorlogsmisdadigers uitgeleverd te krijgen, mislukten de afgelopen jaren steevast doordat de inmiddels bejaarde criminelen vlak na de oorlog Duits staatsburger waren geworden.

Hoogendam en zijn medewerkers Auke Pattist (in Spanje overleden) en Van Oort voerden in 1944 en 1945 een waar schrikbewind in Hollandscheveld, waar ze jacht maakten op partizanen en joden. Hoogendam wordt in het Drentse dorp verantwoordelijk gehouden voor de dood van zeker acht mensen.

Zijn bijnaam luidde ‘de Bokser’ omdat hij zijn slachtoffers bij voorkeur hard in het gezicht stompte. Hij ontsnapte in 1946 uit een gevangenkamp, nog voordat zijn proces begon. Hij nam vervolgens de wijk naar Duitsland, waar hij Duits staatsburger werd en de schuilnaam Dieter Hohendamm aannam. Een journalist van de Telegraaf spoorde hem in 2001 op.

De rechtbank in Assen veroordeelde Hoogendam bij verstek ter dood, een straf die later werd omgezet in levenslang. Diverse pogingen om hem terug te halen naar Nederland mislukten doordat Duitsland geen Duitse staatsburgers uitlevert.

Vorige maand vroeg minister Donner (justitie) de Duitsers om Hoogendam alsnog voor een Duitse rechtbank te brengen, samen met vijf andere Nederlandse oorlogsmisdadigers. E?n van hen is Herbertus Bikker (87), de Beul van Ommen. Bikker staat volgende maand in Duitsland terecht voor de moord op de Nederlandse verzetsman Jan Houtman in 1944. Bikker werd na de oorlog net als Hoogendam ter dood veroordeeld, maar ontsnapte in 1952 naar Duitsland. Zijn bijnaam verkreeg hij door zijn gewelddadige gedrag als bewaker in het werkkamp Erica.

Spokenjacht

Historicus Albert Metselaar uit Hoogeveen heeft uitputtend onderzoek gedaan naar de handel en wandel van Hoogendam en Pattist en Van Oort. De drie voormalige oostfrontstrijders joegen in Hollandscheveld en omstreken op joden en partizanen, maar volgens Metselaar waren daar toen helemaal geen partizanen. ,,Hoogendam was op spokenjacht en werd steeds gewelddadiger omdat hij niets kon vinden. Dat heeft hij nooit willen erkennen.”

Eigenlijk komt Hoogendams dood iets te vroeg, vindt Metselaar. ,,Hij heeft niet afgemaakt wat hij had m?eten afmaken. Mensen wilden met hem praten, hem zien, zijn verhaal horen. Ze wilden weten wat hij met hun vaders heeft gedaan, hoe hij zijn daden kon verantwoorden, waarom het allemaal nodig was. Ze hebben hem brieven geschreven, bij hem op de stoep gestaan, maar hij reageerde niet. Het tv-programma Heilig Vuur heeft geprobeerd om ons samen voor de camera te krijgen, ergens in Duitsland, maar dat wilde zijn advocaat niet. En dan te bedenken dat hij na zijn ontdekking beweerde dat hij spijt had.”

Berouw

Op de Duitse televisie zei Hoogendam in juni 2001 dat hij berouw had van zijn gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog. ,,Het is te laat om te zeggen dat ik berouw heb; berouw komt altijd te laat. Maar zoals ik er nu over denk, zou ik het nooit weer doen. Wij hebben alleen partizanen en Duitsers die Engelsen hebben geholpen, mishandeld”, aldus Hoogendam.

Een weinig geloofwaardige lezing, oordeelt historicus Metselaar: ,,Ik zie geen emotie bij deze man. Wie hij opgepakt heeft waren onschuldige burgers of burgers die onderduikers hadden, of van wie de kinderen waren ondergedoken. Maar dat waren geen partizanen.” De historicus denkt wel een verklaring te hebben voor Hoogendams halsstarrige opstelling. ,,Hij heeft tot zijn dood niet onder ogen willen zien wat hij heeft gedaan.”

Bron: Nederlands Dagblad