„Moeders leven was getekend door verdriet”, zegt Grethes dochter Selma Schoenmakers (62). Samen met haar zus Loes Hindriks (65) reist ze maandag naar Bad Berleburg. Kunstenaar Gunter Demnig, die de gedenkstenen ontwierp, brengt ze aan in de stoep voor Grethes geboortehuis. Het zijn de eerste Stolpersteine in deze stad.
Stolpersteine (letterlijk: struikelblokken) zijn kleine messingstenen met de tekst: „Hier wohnte…” en dan volgt de naam, het geboortejaar en plaats en jaar van deportatie en overlijden, voor zover bekend. Demnig haalt een tegel uit de stoep, legt een steentje erin en giet ze in beton.
Inmiddels liggen er zo’n 13.000 Stolpersteine in 300 verschillende, meest Duitse, gemeenten. „De kunstenaar is niet-Joods, maar heel betrokken bij wat er tijdens de Holocaust gebeurd is”, zegt Schoenmakers. Demnig ontving daarvoor in mei dit jaar van de Duitse regering een prijs voor democratie en tolerantie.
In Nederland zijn er alleen in Borne en Hilversum enkele stenen gelegd. „Het is in ons land nog erg onbekend. Het zou fantastisch zijn als er meer zouden worden aangebracht.”
De steentjes liggen op gelijke hoogte met het plaveisel. „Het is niet de bedoeling dat mensen er letterlijk over struikelen. Maar in figuurlijke zin wel: voor voorbijgangers is het een indringende herinnering aan de nazitijd. Sommige Duitsers hebben dat echt nodig.”
Té indringend, vond de gemeenteraad van Bad Berleburg. Het kan toch niet zo zijn dat de huidige inwoners daarmee geconfronteerd moeten worden…? Nadat juristen zich ermee bemoeiden en de beide zussen de burgemeester een brief schreven, ging de meerderheid van de bestuurders toch akkoord. „Dat voelt als een overwinning. Wij hebben geen familie in Duitsland meer, maar willen deze herinnering graag aanbrengen. In een plaats niet ver van Bad Berleburg waren we er een paar jaar geleden ook bij toen daar een steen voor een ander familielid werd gelegd”, zegt Schoenmakers.
Haar moeder ontsnapte aan deportatie. Ze was in 1937 als dienstmeisje naar Nederland vertrokken en met een niet-Joodse Nederlander getrouwd. Daardoor hoefde ze aanvankelijk niet weg. Later dreigde alsnog deportatie, maar toen bleek ze in verwachting te zijn van haar eerste kind, en omdat dat half-Joods was, mocht de moeder -mede door de inspanningen van de huisarts- bij haar man blijven. Haar twee zussen die ook naar Nederland waren uitgeweken, trouwden met een Jood en werden daarom wel weggevoerd en vermoord.
Tragiek
Een broer was rond 1935 naar Zuid-Amerika geëmigreerd. „Hij heeft hard gewerkt om de overkomst van de rest van de familie te kunnen betalen. Door een motorongeluk raakte hij echter in coma. Daardoor heeft hij het geld niet op tijd bij elkaar kunnen krijgen. Toen hij weer opgeknapt was, was het te laat: de Joden konden Duitsland niet meer uit. Eén stuk tragiek”, zegt Schoenmakers.
Zes van haar ooms en tantes kwamen om in de gaskamers van Sobibor en Auschwitz. Grootmoeder overleed door de ontberingen in concentratiekamp Theresienstadt.
Grootvader overleefde dat kamp. Na de oorlog reisde hij naar zijn zoon in Zuid-Amerika, maar vanwege heimwee keerde hij terug en ging toch weer in Bad Berleburg wonen. „Wij zijn ook naar Zuid-Amerika gegaan, maar moeder kreeg eveneens heimwee. We gingen terug naar Amsterdam en bezochten grootvader een paar keer per jaar. Hij had weinig wrokgevoelens. Hij is 92 geworden, net als moeder. Nu ze allebei zijn weggevallen, is het aanbrengen van de Stolpersteine voor ons een soort afsluiting.”