De schattingen van het aantal slachtoffers lopen uiteen van 5500 tot 12.000. „Als je zulke uiteenlopende cijfers hebt, weet je dat er meer werk verricht moet worden”, zegt William McIntosh, voorzitter van de stichting.
De stichting wil de namen op de Amerikaanse herdenkingsdag in mei 2003 in bronzen platen zichtbaar maken. Maar ze zullen niet zoals gebruikelijk in alfabetische volgorde komen te staan, omdat het werk volgend jaar nog lang niet voltooid zal zijn.
Onderzoekster Carol Tuckwiller heeft inmiddels 3700 namen verzameld en verwacht op 4500 te komen. Met behulp van nationale archieven en militaire databanken probeert ze onder meer de namen van 1000 vermisten te controleren.
„Veel van de vermisten doken later bij andere militaire operaties op of in ziekenhuizen in Engeland. Soms sneuvelden ze alsnog of overleden ze aan hun verwondingen”, vertelt ze.
Het achterhalen van de meer dan 130.000 geallieerde troepen die over een afstand van 80 kilometer de Franse kust op gingen is vandaag de dag net zo moeilijk als op D-Day zelf, zegt Tuckwiller. „Er was zo veel verwarring die dag. De veldrapporten bleven veranderen. Maanden later waren ze nog bezig vast te stellen wie er was gesneuveld.” Tuckwiller werkt samen met Australië, België, Canada, Frankrijk, Griekenland, Groot-Brittannië, Nederland, Nieuw-Zeeland, Noorwegen, Polen en Tsjechië om ook de niet-Amerikaanse slachtoffers te achterhalen.
En passant ontdekt de onderzoekster nieuwe wetenswaardigheden over de invasie in de archieven. „In sommige rapporten zeiden de commandanten dat het moreel laag was omdat de mannen die dag geen post hadden gehad. Ze probeerden de familie altijd iedere dag te laten schrijven – nu zien we waarom.”
Bron: Reformatorisch Dagblad