De nieuwe expositie vertelt het verhaal van de bezetting en het verzet in Nederlands–Indië aan de hand van verhalen van diverse bevolkingsgroepen: de blanken, de Indische Nederlanders, de Chinezen en de inlanders. „Het leed dat daar is geleden is groot en die verhalen moeten verteld worden. Nu het nog kan", zei voorzitter Wiebenga van Stichting Het Gebaar, de organisatie die het geld verdeelt dat de overheid beschikbaar heeft gesteld voor de Indische repatrianten en die de nieuwe tentoonstelling deels financierde.

Bij terugkeer of aankomst in Nederland was er voor de Indiërs weinig begrip voor het geleden leed. „Wij hadden hier een rottijd gehad; Kom dan zeker niet aan met verhalen dat je het nog erger hebt gehad."Zo beschrijft museumdirectrice Liesbeth van de Horst de sfeer in Nederland kort na de Tweede Wereldoorlog. „We wilden het liever vergeten. Maar het moet verteld worden".

Het doel van de nieuwe expositie is dan ook om „het historische verhaal op persoonlijke wijze te vertellen", zei Van der Horst. Zo heeft het museum honderden verhalen verzameld en hebben instellingen en particulieren „kostbare voorwerpen aan ons toevertrouwd". De verhalen worden zowel in tekst als in videofragmenten getoond.

Tijdens de opening komt het persoonlijk verhaal van schrijver Hans Vervoort. Als hij voordraagt uit zijn ’fragmentarische herinneringen’ toen hij als kind in een Jappenkamp zat, is in de zaal vol betrokkenen de emotie voelbaar. Een grijns en gniffel van herkenning gaat door de zaal bij het verhaal van Vervoort hoe hij leerde breien in het kamp met slechts ??n draad. „Bij het einde van de draad moest ik het weer uithalen en kon ik opnieuw beginnen. Ik vond het zinloos. Maar als kind weet je niet beter."

Bron: www.refdag.nl