De opwinding over de misstanden in de Abu Ghraib gevangenis nabij Bagdad is
amper geluwd. De mensonterende foto’s kleven nog op het netvlies. Onderzoek en
berechting van de Amerikaanse militairen die hun Iraakse gevangenen folterden en
vernederden zijn gaande.
Het is schrikken als blijkt dat een oorlog zelfs in een goedlachs buurmeisje de
satan kan losmaken, ook al heeft de historie al zo vaak geleerd dat dergelijke
misdaden niet alleen worden begaan door slechterikken; de zogenaamde good guys
doen ook mee. Het Brabants Dagblad kijkt deze week in een vervolgverhaal van
vijf afleveringen terug naar een zwarte bladzijde uit de Nederlandse
geschiedenis.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog werden vijftig onschuldige mannen
opgepakt in Indi?, verscheept naar en gevangen gehouden in Suriname. In totaal
zaten ze zes jaar vast. Ze zouden NSB?er zijn, maar dat bleek al snel nonsens.
De ?vergissing? werd nooit rechtgezet.
De vijftig werden met anderen -wel NSB?ers- achter het prikkeldraad gestopt in
het kamp Jodensavanne. Daar heerste tucht, daar werd slaag uitgedeeld,
mishandeld, ook gemoord. Foto’s gelijk in Abu Ghraib zijn er niet, maar
ooggetuigen schetsten een beeld zo scherp als de polaroid.
Gemoedstoestand
?De gemoedstoestand waarin ik en zeker ook mijn collega’s verkeerden was een
heel andere dan die van thans. We werden door tal van berichten (en
superieuren-red.) opgezweept tot zo groot mogelijke haat?, verklaarde later de
in Tilburg geboren J. Verhoeven, een Nederlandse marinier die zonder aanleiding
een gevangene vermoordde. Verhoeven ontliep, als alle anderen, bestraffing.
In het feuilleton ?De Afrekening? wordt na raadpleging van openbare en geheime
dossiers en mede aan de hand van een van de laatste nog levende getuigen
teruggeblikt. Lo Hartog van Banda (87) was een van de vijftig mannen die lange
jaren onschuldig achter prikkeldraad werd opgeborgen. Een excuus kwam nooit.
?Toch?, zegt Hartog van Banda, ?draag ik geen haat in me.?
Rolf Breier (80) woont nu in het Duitse Kiel, maar kan vanwege een
hersenbloeding nauwelijks op zijn herinneringen teruggrijpen. Breier kan geen
woorden meer vinden, maar heeft wel bescheiden uit zijn archief naar het
Brabants Dagblad gestuurd. Onder meer een brief, die het Nederlandse ministerie
van Overzeese Gebiedsdelen op 15 april 1946 aan zijn moeder schrijft. Zij, Vera
Breier, wanhoopt dan al lange jaren over het lot van Rolf, over diens broer, en
over haar echtgenoot, alle drie in 1940 opgepakt en voor haar in het niets
verdwenen.
Een citaat uit die brief: ?Naar aanleiding van uw schrijven (?) heb ik de eer U
namens den Gecommitteerde voor Indische Zaken mede te deelen, dat bij het
Departement van Overzeesche Gebiedsdelen geen gegevens betreffend uw echtgenoot
bekend zijn.?
De oorlog is dan in Nederland al geruime tijd voorbij, in Suriname zitten de
onschuldigen nog in het gevang. Vera Breier hoort pas maanden later dat haar
naasten nog leven.
Dinsdag gaat in het Verzetsmuseum in Amsterdam de expositie Wereldoorlog in de
West (Suriname, Nederlandse Antillen en Aruba) voor het publiek open. Daarin
wordt onder meer aandacht besteed aan de interneringen in Suriname. De expositie
loopt tot 28 november.
Bron: Brabants Dagblad