Het is een van de bijna ongelooflijke gebeurtenissen in het aangrijpende levensverhaal van Leny Boeken-Velleman, de inmiddels 86-jarige overlevende van de concentratiekampen Auschwitz-Birkenau en Kratzau.

Dergelijke gebeurtenissen zijn er meer. Bijna was het Joodse gezin aan het begin van de Tweede Wereldoorlog naar Engeland ontsnapt. Leny’s oom verdronk zich echter in de Amsterdamse haven, uit wanhoop over de Duitse inval. De zoektocht naar hem zorgde voor vertraging, en toen was de boot inmiddels weg.

Bijna ongelooflijk is ook dat Leny en haar familie werden opgepakt door verraad van mensen die haar heel goed kenden en dat haar eigen verloofde daarbij betrokken bleek te zijn. Voor een luttel bedrag -7,50 gulden per ’stuk’- brachten ze hun eigen volksgenoten aan. Over Ans van Dijk, een van de mensen in het complot -ze was de enige Nederlandse vrouw die na de oorlog werd gefusilleerd-, verscheen het boek ”Als slachtoffers daders worden”. Zij verried onder meer haar eigen broer en zijn gezin en de familie van haar vriendin.

Op straat gezet
Bijna niet te bevatten voor wie het niet heeft meegemaakt is ook dat Leny driemaal de gelegenheid had om te vluchten. Tweemaal wist ze niet waar ze heen moest; de derde keer deinsde ze op het laatste moment terug. Ze bleef. Ze wist ook niet wat ze nu wel weet: wat de opgepakte Joden boven het hoofd hing.

Bij terugkomst in Amsterdam na de oorlog bleek na enige tijd dat bijna haar hele familie vermoord was. Haar verloofde haalde haar van het station. Bij hem thuis kon ze slechts één nacht blijven, want de volgende ochtend ging hij trouwen. Met een ander.

In zijn huis zag ze haar zilveren kapstel, dat ze voor de oorlog van haar ouders had gekregen toen ze in het ziekenhuis lag. Dat had haar verloofde meegenomen. Toen ze zei dat ze het mee wilde nemen, zei hij: „Alles is en blijft hier.” Met die boodschap werd ze op straat gezet.

Mevrouw Boeken laat haar zilveren kapstel zien. Na de oorlog kreeg ze op een wonderlijke manier foto’s van haar familie in handen. Op een ervan staat ze met dit kapstel, en dat was het bewijs waarmee de politie haar eigendommen terughaalde. Ongelooflijk is ook dat haar voormalige verloofde er na zijn verraad met acht maanden celstraf van afkwam.

Angstgevoel
Kampoverlevende Leny Boeken-Velleman, 22 jaar geleden plotseling weduwe geworden, woont nu in een aanleunwoning van het Joodse verzorgingstehuis in Amsterdam-Buitenveldert. Op de eerste etage. Dat vindt ze veiliger dan wonen op de begane grond. Een angstgevoel dat haar uit de oorlog bijgebleven is.

Boeken is een kleine vrouw; haar haar nog donker. Ze is breekbaar, maar niet gebroken, zoals de titel van haar vorige maand gepubliceerde levensverhaal luidt. De Oldenzaalse geschiedenisdocent B. Nijhuis heeft haar daarvoor een groot aantal keren geïnterviewd.

Eerder werden er reeds een film, een fotoboek en een expositie over haar levensverhaal gemaakt. Boeken zegt het belangrijk te vinden om te vertellen wat er gebeurd is; om jongeren te waarschuwen tegen intolerantie en discriminatie. Daarom vertelt ze er elk jaar over in Herinneringscentrum Kamp Westerbork en meermalen per jaar op scholen.

Stank
Leny Velleman zat 26 maanden ondergedoken, eerst in Amsterdam en daarna 22 maanden op een adres in Zeist. „Je mocht niet dicht bij de ramen komen en je had geen contacten met mensen ’buiten’. Voortdurend leefde je in spanning: komen ze ons halen? Onderling hadden we -we zaten met zeven onderduikers in het huis- een fijne verstandhouding.”

Nadat haar ouders en haar broer in 1943 in Haarlem opgepakt waren, was Leny de enige uit het gezin die nog op vrije voeten was. Totdat ze verraden werd.

Met de laatste trein die uit Westerbork vertrok, in september 1944, werd Velleman weggevoerd naar Auschwitz. Daar wachtte haar een verschrikkelijke periode. „De metershoge vlammen uit de schoorstenen van de crematoria waren dag en nacht te zien en de stank van verbrand vlees was afschuwelijk. Je wist dat er mensen verbrand werden.”

Velleman overleefde het vernietigingskamp, nadat ze zelfs uren in de rij voor de gaskamer had gestaan. Citaat uit het boek: „Het was een lange rij; honderden andere gevangenen liepen al voor ons. Het tempo vertraagde snel en na een poosje stonden we stil omdat degenen die voor ons liepen niet verder konden; de eersten hadden de gaskamers bereikt. In de uren die volgden schoven we telkens maar een klein stukje op. Het was koud en het motregende. Verschrikkelijk, dat wachten. Je bent ontzettend bang, want je weet wat er komt. Ik huilde zachtjes en werd door een vriendin getroost. Toch ben je tegelijkertijd onverschillig; het einde nadert, maar daarmee komt er ook een eind aan alle ellende.”

Ze kon het lange wachten en de onbeschrijfelijke angst nauwelijks verdragen. „Ik hield het niet meer en werd getroost door een paar meisjes om me heen. Toen sloop als een kat het bericht door de rij: „Het lukt niet, er is niet genoeg capaciteit bij de crematoria. De gaskamers kunnen de grote aantallen wel aan, maar de verbrandingsovens niet.”

Dat gaf nieuwe hoop, maar het drong nauwelijks tot me door. We hadden inmiddels al meer dan twaalf uur in de rij staan wachten en ik vond alles goed wat er zou gebeuren. Als dit ellendige wachten maar eens ophield!”

Ze was nog maar een meter of tien verwijderd van de trap naar de ondergrondse uitkleedruimte van de gaskamer toen plotseling het bevel door de luidspreker schalde: „Umdrehen!” De rij geïnterneerden moest terug naar de barakken. Ze hadden op de drempel van de dood gestaan.

Experiment
Toen de Russen al heel dichtbij waren, werden de gevangenen overgebracht naar Kratzau (Tsjechoslowakije). Daar werd Leny Velleman erop betrapt dat ze twee keer brood genomen had. Als straf moest ze een medisch experiment ondergaan, waardoor haar buik hard en dik werd. Het was er later de oorzaak van dat de geboorte van haar zoon moeilijk verliep.

Op 8 mei 1945 kwam de bevrijding. De gevangenen moesten maar zien hoe ze in hun land terugkwamen. Behalve twee nichtjes die ze later ontmoette, heeft geen enkel familielid de oorlog overleefd. Ook haar man, die ze na de oorlog leerde kennen, had bijna geen familie meer.

Mevrouw Boeken reist elk jaar naar Auschwitz. In de halfduistere vrouwenbarak vertelde ze enkele jaren geleden haar ervaringen aan prins Willem-Alexander en prinses Máxima.

„Je oorlogsverleden draag je als een rugzak mee, je hele leven”, zegt ze nu. „Er is altijd wel iets wat je eraan herinnert. Als ik mensen dik ingepakt in de sneeuw zie lopen, denk ik: Zo liepen wij ook in de sneeuw, maar zónder die dikke kleren. Het is een wonder dat ik teruggekomen ben. En ik was nooit sterk, altijd ziek. Dat maakt het nog wonderlijker.”

——————————————————————————–

Kamp Auschwitz

Auschwitz-Birkenau, het grootste concentratiekamp tijdens de Tweede Wereldoorlog, staat symbool voor de Jodenvervolging in die gruwelijke periode.

Het hoofd van de SS, Heinrich Himmler, gaf op 27 maart 1940 opdracht tot de bouw van een kamp in het zuiden van Polen, bij Auschwitz (een Duitse verbastering van de Poolse naam Oswieçim). Toen dit kamp te klein werd, bouwden de Duitsers in het naburige Birkenau een tweede kamp.

In overvolle treinen werden de gevangenen naar de kampen gebracht. Bij aankomst volgde selectie: ongeveer 20 procent werd dwangarbeider, de rest werd meteen vermoord in de gaskamers. In Auschwitz-Birkenau zijn ongeveer 1,1 miljoen mensen direct na aankomst vergast of doodgeschoten. Minstens 200.000 mensen kwamen om door ziekten of honger of werden na korte tijd alsnog naar de gaskamers gestuurd.

Toen het Russische leger Auschwitz in 1945 bevrijdde, troffen ze 7600 broodmagere gevangenen aan die de verschrikkingen hadden overleefd. De gruwelen van wat de Duitsers hier hadden aangericht, bleken onder meer uit de stapels lijken die werden aangetroffen.

In januari 1952 organiseerde de Poolse regering voor het eerst een internationale herdenking van de bevrijding van het vernietigingskamp. Alle delegaties vulden in het kamp een urn met menselijke as om mee te nemen naar hun land. De urn die de Nederlandse delegatie meebracht, werd onder een gedenksteen begraven op de Nieuwe Oosterbegraafplaats in Amsterdam. Daar werden elk jaar de slachtoffers herdacht op of rond 27 januari, de bevrijdingsdatum van Auschwitz. Zondag heeft de herdenking weer plaats.

De steen werd in 1977 vervangen door het Spiegelmonument van Jan Wolkers. In 1993 werden monument en urn verplaatst naar het Amsterdamse Wertheimpark, waar sindsdien ook de jaarlijkse herdenking plaatsheeft.

Onder de deelnemers aan de reis van 1952 werden vier jaar later getuigen gezocht voor het proces tegen naziarts C. Clauberg, berucht om zijn medische experimenten in Auschwitz. Er werd een oproep geplaatst voor een openbare bijeenkomst en daarmee kwam het Nederlands Auschwitz Comité van de grond, dat de herdenkingen organiseert en ook elk jaar een zesdaagse reis naar het kamp op touw zet.

Op voorstel van de Poolse regering veranderde Unesco de naam van het kamp in 2007 in ”Voormalig nazi-Duits concentratiekamp Auschwitz-Birkenau” te noemen, omdat er te vaak gesproken werd over „het Poolse vernietigingskamp Auschwitz.”

Het afgelopen jaar luidden de beheerders van het voormalige vernietigingskamp de noodklok: er zijn tientallen miljoenen euro’s nodig voor achterstallig onderhoud.

——————————————————————————–

N.a.v. ”Breekbaar, maar niet gebroken. Het verhaal van een Auschwitz-overlevende”, door Leny Boeken-Velleman; uitg. Verbum, Laren, 2008; ISBN 978 90 74274 22 7; 172 blz.; € 12,50.
bron: www.reformatorischdagblad.nl