En dat is ook wel nodig, want er is meer op de markt dan er in de hele Tweede Wereldoorlog gebruikt is, stelt Peters. Oplichters zien in nepoorlogstuig een lucratieve handel. Peters kan het weten. De taxateur in spe verzamelt al oorlogstuig vanaf zijn dertiende jaar. Met als resultaat dat hij zich eveneens de directeur van het grootste particuliere oorlogsmuseum van Nederland mag noemen. Het Arnhems Oorlogsmuseum 40-45, op de grens van Arnhem en Schaarsbergen, is bovendien een van de weinige musea waar iedere bezoeker persoonlijk rondgeleid wordt door een van de 36 vrijwilligers en waar spullen soms ook aangeraakt mogen worden.
Alles in zijn museum is origineel, vertelt Peters. „We willen alleen gebruikte spullen; materiaal met een verhaal. Vaak zijn dat persoonlijke bezittingen. Unieke stukken zijn onder meer de zitbank van Hitler, de leren jas van generaal Sepp Dietrich, bevelhebber van het Eerste Pantserleger, en de schoudertas van Seyss-Inquart.
Allemaal echt. Daarvan is de museumdirecteur overtuigd. Regelmatig krijgt hij gekocht spul van andere verzamelaars onder ogen, met vragen over waarde en originaliteit. Niet zelden moet hij hen teleurstellen. „Er wordt veel troep aangeboden dat vaak niet van echt is te onderscheiden. In China, Polen en Tsjechië wordt op verzoek veel nagemaakt. Vooral in het voormalige Oostblok gebeurt dat bewust om kopers te bedriegen. Origineel materiaal is namelijk zeer kostbaar. Alleen al in Nederland zijn er tienduizenden verzamelaars en dankzij internet is dat alleen maar toegenomen.”
Internet blijkt voor diezelfde liefhebber echter ook een nadeel te zijn. „Wat soms een buitenkans lijkt, is meestal namaak.” Peters noemt de Ladafabriek in Tsjechië als voorbeeld. „Een paar maanden per jaar ligt het gewone werk daar stil. Dan worden er Duitse Stahlhelme geproduceerd die haast niet van echt te onderscheiden zijn. Originele helmen zijn driemaal zo duur als replica’s.”
Tel daarbij op de louche handelaren en de enorme jaloezie in het wereldje van de verzamelaars en de kans om bedrogen te worden is wel erg groot. Vandaar dat er volgens Peters maar ??n goede oplossing is: een beëdigd taxateur. „Niet dat je daarmee 100 procent zekerheid hebt, die krijg je nooit. Denk maar eens aan de zogenaamde dagboeken van Hitler. Het heeft lang geduurd voordat men zeker wist dat het om vervalsingen ging.”
Een taxateur kan echter desondanks veel ellende voorkomen, meent Peters. En het liefst wil hij zo snel mogelijk een officiële status krijgen. Die zal echter moeten worden verleend door een officiële instantie na een proeve van bekwaamheid. Wat dat laatste betreft maakt de Arnhemse verzamelaar zich geen zorgen. „Tenzij ze me ook vragen gaan stellen over de napoleontische tijd. Dan wordt het toch lastig.”
Mocht het felbegeerde papiertje aan de wand van het Arnhems Oorlogsmuseum 40-45 komen te hangen, dan zullen er ook speciale taxatiedagen worden georganiseerd. „Nee, dat is niet gratis. Veertig jaar ervaring en deskundigheid moeten natuurlijk wel betaald worden.”
bron:
www.reformatorischdagblad.nl