Hannie Hof-Lugtigheid nam donderdagmiddag in het Joods Historisch Museum in Amsterdam de onderscheiding in ontvangst voor haar oom en tante, Johannes en Elisabeth Lugtigheid-Bijsterveld uit Heemstede. Het kinderloze echtpaar twijfelde midden in oorlogstijd geen moment toen het werd gevraagd een Joods meisje in huis te nemen.

Het meisje, Bep Rie Gomperts-Gerritse, is nog in leven en heeft onlangs de onderscheiding voor haar pleegouders uit de Tweede Wereldoorlog aangevraagd. Ze was enig kind in een Joods middenstandsgezin in Amsterdam, waarvan de vader werd opgepakt op de Dam en linea recta naar Auschwitz werd getransporteerd en vergast. Haar moeder overleefde de oorlog in Kamp Westerbork, maar moest Bep afstaan om onder te duiken.

In april 1944 kwam de kleine Bep terecht bij het echtpaar Lugtigheid in Heemstede. „Ze hebben geen moment getwijfeld: vanuit hun diepe geloof was het iets vanzelfsprekends. Elisabeth zei altijd: „Dit kind kwam nu eenmaal op ons pad””, aldus Gomperts.

Naar eigen zeggen werd Bep behandeld als een prinsesje. „Deze mensen deelden alles met mij, er waren geen andere kinderen. Mijn pleegvader was ouderling in de Nederlandse Hervormde Kerk; daarom ging ik ook mee naar de kerk en zelfs een poosje naar de zondagsschool. Toen daar op een keer het Bijbelverhaal van Rebecca werd verteld, zei ik spontaan: „Zo heet mijn oma ook!”” Een riskante opmerking, vindt Gomperts achteraf, omdat Rebecca een typisch Joodse naam is.

De Joodse vrouw zocht enkele jaren geleden een vriendje uit de oorlogstijd. Haar oproep in Libelle leverde geen reactie van hem op, maar wel van Hannie Hof-Lugtigheid, die een nichtje is van het echtpaar en altijd moest doen alsof Bep Gomperts ook haar nichtje was. Deze Hannie nam daarom vanmiddag samen met haar kleindochter de onderscheiding in ontvangst.

Weduwe en weduwnaar
Vanmiddag werden eveneens de pleegouders van onderduikkind Salo Muller onderscheidden: Pietje Heddema-Bos en Klaas Vellinga uit het Friese Drachtstercompagnie. Deze weduwe en weduwnaar hadden zelf negen kinderen en waren al behoorlijk op leeftijd toen de 7-jarige Salo, die van hot naar her was gesleept, uiteindelijk een rustig onderkomen bij hen vond. Ondanks hun goede zorgen wordt het hem te veel. Hij gaat stotteren, begint te hoesten, krijgt overal jeuk en voelt zich ziek. „Een vervreemd, angstig en nerveus Joods kind, dat niets meer van de wereld om hem heen begrijpt”, laat Muller weten in het boek dat hij over zijn ervaringen schreef.

Salo overleeft de oorlog, in tegenstelling tot zijn ouders, en wordt opgenomen in het gezin van zijn tante.

De onderscheidingen ”rechtvaardige onder de volkeren” werden in ontvangst genomen door een kleinzoon en -dochter.
bron: www.reformatorischdagblad.nl