Dat blijkt uit het eind april gepubliceerde dagboek van Dick Folmer, die eind mei 1942 ontsnapte, maar later toch in Duitsland omkwam. Het blijkt ook uit het kamp zelf: de wachttoren, de appelklok, de ‘ladder van Armando’. De plek des onheils is pas beschamend laat heringericht.

Nog niet zo lang geleden lieten mensen hun hond uit op het terrein van het voormalige Kamp Amersfoort. Anderen gingen er trimmen en soms was het bosperceel naast de politieschool zelfs afwerkplek. Pas een halve eeuw na de oorlog kwam er een stichting die herdenking en herinrichting combineerde. Tien jaar later is het kamp grotendeels ‘af’, dankzij enkele tonnen subsidie van staatssecretaris Ross-Van Dorp en veel vrijwilligers. Enkele honderden gevangenen zijn nog in leven.

Het Polizeiliches Durchgangslager Amersfoort werd vandaag precies zestig jaar geleden bevrijd. Dat was op 7 mei 1945, twee dagen n? de Duitse capitulatie. ,,Dat kon niet anders. De Canadezen lagen ten oosten van de stad die nog helemaal in Duitse handen was. De brug over het Valleikanaal – toen buitengebied, nu Hogeweg – was kapot. Sommige Duitse eenheden negeerden de capitulatie. Twee padvinders wezen een Canadese verkenningseenheid de weg naar het kamp”, zegt Cees Biezenveld, directeur van de stichting Nationaal Monument Kamp Amersfoort.

‘Ringelpiesen’

Met de bevrijding kwam een eind aan bijna vier jaar concentratiekamp in Amersfoort. In die periode zaten er bijna 37.000 mensen gevangen. Ruim 21.000 van hen gingen naar Duitse kampen, waar viervijfde van hen stierf. Ruim zevenhonderd gevangenen stierven in Amersfoort aan honger, ziekten en uitputting, 430 mensen werden terechtgesteld.

Daaronder waren 101 Oezbeken, Russische gevangenen die in september 1941 door Amersfoort werden gesleurd om de keistedelingen te laten zien hoe minderwaardig de sovjetmens eruitzag. Het was een ideetje van Himmler, maar het had het tegenovergestelde effect: de bevolking was geschokt en vol medelijden. Zeven maanden later schoten de Duitsers de 77 overlevende Russen dood.

In mei 1942 wilde de ‘Reichsf?hrer SS’ zelf het ‘Amersfoort’ bezoeken, als uitje op tweede pinksterdag. Het kamp werd tiptop schoongemaakt, de gevangenen kregen eten en kleren, boompjes zonder wortels werden in de grond gezet om de zaak wat op te leuken. Himmler kwam niet en de dag erna was er een tombola van straffen. De beruchtste waren: de Rozentuin, een met prikkeldraad omheind strook land ‘am Tor’ waar gevangenen soms etmalen lang bewegingsloos rechtop moesten staan en het ‘Ringelpiesen’. Met de hand aan de grond en de andere aan het oor moesten gevangenen rondjes draaien tot ze neervielen; dan kregen ze slaag.

Kamp Amersfoort ligt aan een zijweg van de Laan 1914, de Appelweg. Maar die straatnaam slaat op de aanvoerroute van fruit uit de Betuwe, in heel wat gelukkiger tijden. Appelweg doet alleen toevallig herinneren aan de bijeenkomst die driemaal daags in het kamp werd ingeluid door de klok, die nu nog in de tuin staat. De omgeving is mooi en luguber, al vanaf De Ladder, het bronzen kunstwerk van Armando dat bij de oprit naar de A28 staat. Armando woonde als kind in Amersfoort en maakte in 1978 voor de VPRO de drie uur durende documentaire ‘Geschiedenis van een plek’, de Nederlandse evenknie van Lanzmanns ‘Shoa’.

Als je een cirkel maakt zie je de nagebouwde wachttoren, het documentatiegebouw en ertegenover de door het Judenkommando gegraven schietbaan met aan het eind de fusilladeplaats en het beeld van de Stenen Man. Dat werd in 1953 onthuld door premier Drees, zelf ex-gijzelaar. De barakken stonden er toen nog, die zijn pas in 1968 gesloopt toen politieschool De Boskamp werd ingericht. Die staat sinds vorig jaar leeg. Ex-politiedocent Biezenveld denkt dat het complex in dienst van Hermandad blijft.

Klappen

Het kamp zelf was op 19 april al wel overgedragen aan het Rode Kruis. Bijna zeshonderd uitgemergelde bewoners werden toevertrouwd aan de zorgen van Loes van Overeem, de ‘witte engel in het zwarte kamp’. Na hun bevrijding bleef het kamp bestaan als opvangcentrum voor repatrianten uit Duitsland en Oost-Europa. ,,Dat waren Nederlanders die dwangarbeid hadden gedaan. Ze waren vaak doodziek, vervuild en uitgehongerd. Hier werden in de zomer van 1945 honderdduizenden mensen ontluisd, verpleegd en gevoed.”

Tegelijkertijd bood Kamp Amersfoort verblijf aan collaborateurs, zwarthandelaren en voormalige bewakers, waronder ook het personeel van het PDA zelf. ,,Commandant Karl-Peter Berg en Josef Kot?lla werden hier opgesloten, pal naast de terugkeerders en overlevenden. Ze kregen wel eens wat klappen.”

Berg werd in 1948 berecht en ge?xecuteerd, Kot?lla kreeg levenslang en maakte deel uit van de vier, later drie van Breda. Berg was met zijn collega St?ver vanuit kamp Schoorl naar Amersfoort overgeplaatst. Ze stonden onder Lagerkommandant Walter Heinrich, een politieman uit Keulen die het tot SS-Obersturmf?hrer bracht. In feite hadden de twee ‘Schutzhaftlagerf?hrer’ de macht, want Heinrich zat meestal in Amsterdamse caf?s.

Berg was een bruut, maar Kot?lla was ziekelijk sadistisch. Hij was een aan pervitine en jenever verslaafde psychoot, die in 1942 een bureaubaan kreeg in het kamp. Hij sloeg en schopte vaak en hard, met als specialiteit de ‘Kot?lla-trap’ in het kruis.

De SS plaatste hem in 1943 vijf maanden in een Amsterdams psychiatrisch ziekenhuis en had in 1944 plannen om hem te berechten vanwege zijn extreme geweld, dronkenschap en corruptie. Maar het naziregime stortte eerder ineen dan Kot?lla.

Eerste fase

Kamp Amersfoort ontstond uit een aantal barakken dat was neergezet toen het Nederlandse leger in 1939 mobiliseerde. Op 18 augustus 1941 kwamen de eerste gevangenen. In de eerste fase, tot maart 1943, verbleven er niet meer dan enkele honderden in het kleine kamp.

Maar de levensomstandigheden waren barbaars. Er was geen hygi?ne, de medische verzorging was in handen van de NSB-arts Van Nieuwenhuyzen die experimenten deed met terechtgestelde Russen en het hongeroedeem van de gevangenen weet aan hun ‘zorgen’. Het voedsel bestond uit een kom koolsoep en twee sneetjes brood per dag, plus slappe koffie.

De 1400 calorie?n die dat opleverde, waren nog niet de helft van wat nodig was, want de gevangenen moesten werken als beesten. Soms was dat graven of zinloos exerceren, soms lopendebandwerk bij de Nederlandse Seintoestellen Fabriek in Hilversum, op vliegveld Soesterberg of een fabriek voor houten speelgoed in Amersfoort.

‘Amersfoort’ was een slordig, vervuild, ongedisciplineerd en zeer gewelddadig kamp, schrijft Loe de Jong. Dat komt enerzijds door de gevangenen, waarvan een flink deel bestond uit gewone criminelen, illegale slachters en zwarthandelaren. Wantrouwen en geweld onderling waren aan de orde van de dag.

De bewaking was geen haar beter. Het kamp was in handen van de Sicherheitsdienst (SD) die SS-Wachkommando’s inhuurde. ,,Dat was min of meer het uitschot. In echte SS-kampen maakten de officieren zelden zelf hun handen vuil aan geweld. Dat lieten ze over aan soldaten, kapo’s, Blockf?hrer en Stuben?ltesten. Maar in Amersfoort traden ook de commandanten fysiek bruut op.”

Klopt de Jongs beeld, na dertig jaar? ,,De Jong maakte geen grote fouten, maar de kennis over het PDA is wel zeer verdiept”, zegt Biezenveld. Dat is mede te wijten aan Kamp Amersfoort, de wetenschappelijk monografie van juriste G. van Frijtag Drabbe-K?nzel die in 2003 verscheen en vooral aan het Dagboek uit Kamp Amersfoort van Dirk Willem Folmer. Dat is net uitgegeven en biedt en schokkende kijk op Kamp Amersfoort in het voorjaar van 1942.

>Zwijnencommando

Dick Folmer wordt in 1903 geboren in Pontianak op Borneo. Hij haalt zijn hbs in Nederland en zette met zijn vrouw een praktijk voor heilgymnastiek op in Zeist. In 1937 en 1941 worden dochters geboren, maar na de komst van de tweede zit Folmer al gevangen. Hij doet mee met de verzetsgroep Oranjewacht en belandt in december 1940 in Scheveningen. Hij krijgt levenslang, maar is bang dat zijn vonnis alsnog zal worden omgezet in de doodstraf.

Op 20 maart 1942 komt hij aan in Amersfoort. Hij krijgt werk in de SS-barakken, in de garages en bij het ‘zwijnencommando’, dat de varkens voert en dus zelf ook afval eet. Hij ontmoet de Nederlandse SS’er Verheijen, die een dubbelrol speelt. Zo komt hij aan papier voor zijn dagboek. Hij houdt het bij tot zijn ontsnapping op 29 mei. Ondergedoken werkt hij de aantekeningen uit tot een manuscript van driehonderd foliovellen. Hij gaat weer in het verzet, maar raakt gewond bij een schietpartij tijdens het overvallen van het Huis van Bewaring aan de Weteringschans in Amsterdam. Hij wordt opgepakt, ontsnapt tijdens een transport eind augustus 1944, wordt neergeschoten en zwaargewond op de trein naar Duitsland gezet; daarna is hij spoorloos, waarschijnlijk omgekomen in een kamp.

Zijn origineel manuscript is verloren gegaan. De uitgewerkte vellen worden door zijn weduwe bewaard in een blikken doos. Jongste dochter Jard heeft ze vorig jaar ontdekt en digitaal verwerkt. Maar toch citeert De Jong al uit Folmers’ teksten. Ze waren dus wel bekend bij het NIOD? Het lijkt dat het om de brieven gaat die Folmer vanuit Amersfoort aan zijn familie schrijft.

Getuigen

Het dagboek van Folmer is van groot belang. Niet alleen noemt hij 130 namen van mensen die dan nog in leven zijn, waardoor hun nabestaanden nu opeens nog informatie krijgen. Ook het geestelijk leven dat zijn beschrijving ademt, is interessant. Hij wil dat het dagboek ‘een prikkel is om het goede te willen en om te leren begrijpen dat ondanks druk en ellende het Goddelijke, de liefde voor het goede, toch blijft. Dat al dit leed slechts een golfslag is naar een betere toekomst’.

Juist de bruutheid van Kamp Amersfoort maakte geestelijke zorg zo belangrijk, weet ook Biezenveld. ,,De kampleiding was bijzonder gebeten op de pastoors en de dominees en daarvan zaten er hier veel. Het verzet was immers vooral een zaak van gereformeerden, communisten en later ook trouwe priesters.”

Titus Brandsma behoeft geen verklaring; bij hem vond ook Folmer steun en troost. Een andere voorganger was ds. D.A. van den Bosch, die in ‘Amersfoort’ overleed op de dag dat Folmer aankwam en wiens herinneringen vlak na de oorlog door zijn dochter werden uitgegeven. Een dominee die wel overleefde, was H. Lieve. Hij schreef Predikant achter prikkeldraad.

,,Bijeenkomsten en zelfs bidden was verboden in Amersfoort. Gevonden bijbels moesten worden verbrand. Jehova’s getuigen, de Bibelforscher, kregen daartoe opdracht, maar die wilden dat niet. Soms werden ze dan ter plekke doodgeslagen”, zegt een overlevende. Het verhaal gaat zelfs dat leden van die gemeenschap naar de strop solliciteerden, om maar eerder bij de uitverkoren 144.000 zielen te horen.

Tweede fase

In maart 1943 werd ‘Amersfoort’ ontruimd en de gevangenen marcheerden af naar Vught, dat toen in gebruik werd genomen. In juli 1943 was de uitbreiding van ‘Amersfoort’ klaar. De tweede fase week af van de kleine, extreem brute samenleving daarvoor. Er kwamen veel meer gevangenen die sneller en massaler op transport gingen naar Duitsland. Het ging om opgepakte onderduikers, Joden en politieke gevangenen.

Er werd minder geslagen en minder gehongerd. Dat kwam door het aangepaste optreden van commandant Berg, die zich matigde omdat hij graag na de oorlog een wit voetje wilde halen.

De zielzorg kon nu wel plaatsvinden, zelfs Sinterklaas reed in 1943 rond in het kamp. Berg deed nog twee andere concessies: wekelijks kregen de gevangenen een pakketje van anderhalve kilo van het Rode Kruis. Daar zaten zestien dikbesmeerde boterhammen in. Ook mocht het thuisfront maandelijks twintig gulden sturen; die werden omgewisseld voor kampbonnen waarmee voedsel en rookwaar konden worden gekocht.

Een paradijs werd het niet. ,,Het was geen wit na zwart”, zegt Biezenveld. ,,Het geweld bleef wreed en willekeurig.”

?Nederlands Dagblad