Loek is pas zeven jaar als de Tweede Wereldoorlog uitbreekt. Het Joodse jongetje uit een Amsterdamse volksbuurt merkt er aanvankelijk weinig van.

Dat verandert eind 1941. De Duitsers beslissen dat Joden alleen naar een Joodse school mogen. Voor Loek betekent dat dat hij thuis moet blijven. „Mijn ouders waren bang dat de school op een keer zou worden leeggehaald.” Later moet hij ook een Jodenster gaan dragen. De jonge Loek merkt vooral de angst van zijn moeder. „Zij besefte dat we op een dag konden worden gedeporteerd en vermoord. Mijn vader dacht dat we naar Duitsland konden worden gebracht om te werken. En hij wilde dat het hele gezin dan mee zou gaan.”

Loek en zijn broertje worden uiteindelijk ondergebracht in Utrecht. Maar wanneer de oproep komt om zich te melden voor Duitsland, beslist vader dat het hele gezin mee moet. De Joden worden voor de duur van enkele dagen bijeengebracht in de Hollandse Schouwburg. „Het was daar een chaos. Mensen gilden allemaal door elkaar.” Moeder raakt in paniek en wordt naar een kliniek gebracht. Het is de redding van de familie: ze krijgen enkele maanden respijt en duiken onder.

Loek en zijn broertje worden ieder op een ander adres ondergebracht. De levendige en brutale Loek is echter nergens te handhaven. In Rotterdam kan hij niet aarden. En uit Apeldoorn moet hij vertrekken wanneer hij in diezelfde plaats zijn broertje bezoekt. De jongen blijkt meer te weten dan acceptabel is voor het verzet.

Uiteindelijk belandt het niet-gelovige kind bij de christelijke familie Kuipers in het Friese Oosterzee. Loek krijgt er een afkeer van het geloof. „Ik moest veel naar catechisatie en op zondag moest ik twee keer naar de kerk. Ook moest ik aan tafel uit de Bijbel lezen.” Hij gaat er ook geruime tijd naar school.

Als het in Oosterzee te gevaarlijk wordt, komt Loek bij de familie Visser in het nabijgelegen Echten, waar hij zich helemaal thuis voelt. Het is een niet-praktiserende hervormde familie. „Ik kreeg er Bijbelse plaatjes en leerde een lied: Neem mijn leven, laat het Heer.” Na de oorlog keert hij zich echter af van religie.

Pas maanden na de oorlog wordt Loek met zijn ouders herenigd. Loek schrijft een briefje en geeft dat mee aan de vrouw die hem naar Friesland bracht. Deze vrouw weet het bij zijn ouders te brengen, waarna zijn vader hem ophaalt. Loeks vader, moeder en broertje blijken allen de oorlog te hebben overleefd.

Als dank voor de zorgen die aan Loek en andere Joodse kinderen in Friesland werden besteed, is gisteren een monument onthuld. Het bronzen beeld symboliseert een kind dat bescherming zoekt bij haar moeder. Het duidt op kinderen die de oorlog hebben overleefd en op de 1,5 miljoen Joodse kinderen die omkwamen.

Groenteman zegt dat veel kinderen getraumatiseerd uit de oorlog zijn gekomen. Bij zichzelf bespeurt hij daar overigens niets van. „Ik heb in Echten altijd ervaren dat ik welkom was. Daardoor liep ik geen trauma op.”
bron: www.reformatorischdagblad.nl