Anne Frank wordt altijd geassocieerd met
haar dagboek, dat ook op de boekenplank van miljoenen Japanse gezinnen
staat. Sadako Saski werd beroemd door de papieren kraanvogels die ze
vouwde in Japan symbolen van het leven. Het mocht haar zelf niet baten.
Sadako stierf in 1955 aan leukemie. Ze was twaalf jaar oud.
Wie
een bezoek brengt aan het Vredespark in Hiroshima kan in het museum een
foto zien. Een broos, tenger meisje, dat ernstig de wereld in blikt. Er
moeten duizenden meisjes als Sadako op die zesde augustus 1945 in
Hiroshima zijn geweest. Net zoals er vermoedelijk duizenden joodse
meisjes als Anne Frank in de Duitse vernietigingskampen zijn geweest.
Dat
heeft bijgedragen tot hun symboolwaarde. Hun lot werd, hoe uniek en
persoonlijk het ook was, gedeeld door talloze leeftijdgenoten. Sinds 6
augustus 1945 zijn er twee Hiroshima’s. Het ene is een Japanse
miljoenenstad, die in grauwheid niet onderdoet voor andere Japanse
metropolen. Het andere Hiroshima is over de hele wereld het codewoord
geworden voor de verwoesting die kernwapens teweeg brengen.
Dit
andere Hiroshima heeft zijn eigen locatie. Het is het Vredespark, met
zijn monumenten, ruïnes en museum. Dit park is een bedevaartsoord, waar
elk jaar op zes augustus de slachtoffers worden herdacht en elke keer
met de vredesduiven dezelfde boodschap de wereld in wordt gezonden:
Nooit meer oorlog en nooit meer kernwapens.
De rest van het jaar,
als de hoogwaardigheidsbekleders minder verheven besognes aan hun hoofd
hebben, wordt het park overspoeld door toeristen en schoolkinderen. Ze
geven buitenlandse toeristen soms tekeningen van paddestoelwolken,
vredesduiven en steevast de oproep Peace en No More Hiroshima. Soms
krijg je een papieren kraanvogel.
Je zou denken dat dit Hiroshima in
de loop der jaren, onder meer uit piëteit tegenover de slachtoffers,
een nationaal debat over de oorlog en de oorzaak van de vernietiging in
gang zou hebben gezet. Zelfs na zestig jaar valt daar met de beste wil
van de wereld nauwelijks enige aanzet toe te bespeuren. De discussie is
gestrand in het niemandsland tussen pacifistisch links, dat Hiroshima
ziet als een straf voor het Japanse imperialisme, en nationalistisch
rechts, dat van boetedoening niets wil weten.
Tientallen jaren
heeft het officiële Japan gezwolgen in zijn slachtofferrol. De Bom was
in die versie een meer dan verschrikkelijke donderslag bij heldere
hemel, met Hiroshima als een vredige open stad. Met bewoners die op de
ochtend van de zesde augustus bezig zijn met hun dagelijkse
beslommeringen. Vader gaat naar zijn werk, de kinderen naar school,
moeder doet de afwas. Pats, daar gooien de Amerikanen zomaar, zonder
reden, die Bom op de vredige routine.
De Bom was een gebeurtenis die
uit zijn historische verband was gelicht. Dat Japan een van de
agressors was in WO II, met Duitsland en Italië deel uitmaakte van de
fascistische drie-eenheid en een verwoestende veroveringsoorlog in Azië
had ontketend, was op zijn best een voetnoot in de kroniek van het
Grote Japanse Lijden. Hiroshima was Japans Auschwitz. Dat de stad ook
een belangrijk militair knooppunt was, bleef onvermeld.
Die versie
werd tot elf jaar geleden ook door de tentoonstelling in het
Vredesmuseum uitgedragen. Er gingen van tijd tot tijd wel stemmen op om
de tentoonstelling aan te passen aan meer gangbare inzichten, maar dat
stuitte altijd op verzet van luidruchtige en invloedrijke
ultranationalisten. Voor hen is de Grote Aziatische Oorlog nog altijd
een heroïsche onderneming. De geknechte Aziatische volkeren werden door
het Keizerlijke Leger bevrijd van hun blanke onderdrukkers. Dat is een
reden tot trots, niet tot schaamte. Dat die bevrijde volkeren daar over
het algemeen anders over denken, wordt als onbetekenend weggewuifd.
Een
jaar voor de vijftigste herdenking brak het inzicht door dat die visie
niet meer te verkopen was. In 1995 zou de hele wereldpers op de stoep
staan en dan zou dit slechte reclame voor de stad en het land zijn.
Sindsdien krijgt de bezoeker van het museum de informatie die De Bom
van een geïsoleerd incident weer tot deel van een historisch proces
maakt. De slachting van Nanking uit 1936 bijvoorbeeld, waar het Japanse
leger honderdduizenden Chinezen over de kling joeg, wordt in Hiroshima
niet langer ontkend of gebagatelliseerd tot een onbeduidend voorval.

Discussie

De
herdenking van dit jaar zal ongetwijfeld ook weer de discussie doen
oprakelen of De Bom echt nodig was. Voor de Amerikaanse president Harry
Truman, die het besluit nam om het kernwapen te gebruiken, was de inzet
gerechtvaardigd omdat een invasie van Japan honderdduizenden
Amerikaanse soldaten en – in oorlogstijd natuurlijk minder belangrijk –
miljoenen Japanners het leven zou kosten.
Voor andere geallieerde
kopstukken, zoals generaal Eisenhower – zeven jaar later Trumans
opvolger – waren de bom op Hiroshima en zeker die op Nagasaki, drie
dagen later, niet nodig. Japan was aan het eind van zijn Latijn, de
capitulatie was een kwestie van hooguit een paar weken. Ook zonder bom
had Tokio de witte vlag gehesen.
Volgens veel historici was de
paddestoelwolk vooral een signaal aan de Sovjet Unie. De Russen waren
weliswaar bondgenoten, maar de ontwikkelingen in het laatste
oorlogsjaar hadden de Amerikanen en de Britten ervan overtuigd dat dit
monsterverbond zijn langste tijd had gehad. Moskou dreigde het nieuwe
totalitaire gevaar te worden. De Bom moest de communistische dictator
Stalin van drieste avonturen weerhouden.
Een ander argument zou
zijn geweest dat er veel geld, twee miljard dollar, in het project was
geïnvesteerd en dat de Amerikaanse belastingbetaler er recht op had te
weten dat zijn geld goed was besteed.
Voor veel Japanners zou een
andere motief ook een rol hebben gespeeld. In de Tweede Wereldoorlog
was ras een belangrijke factor. De Amerikanen zouden minder scrupules
hebben gehad met ’spleetogen’ dan met Duitsers. Dat waren wel nazi’s,
maar ze waren wel blank. Het is een theorie die gezien de afzichtelijke
Amerikaanse oorlogspropaganda niet makkelijk weerlegd kan worden.
Het
is in zo’n herdenkingsjaar goed gebruik om te vergelijken hoe Duitsland
en Japan met hun oorlogsverleden omgaan. Duitsland scoort dan altijd
veel beter dan Japan. De Duitsers hebben zich, zeker de laatste twintig
jaar, aan een diepgaand, collectief gewetensonderzoek onderworpen. Het
relativeren van de oorlogsmisdaden, het ontkennen van de holocaust, het
verheerlijken van het Duits-zijn, wordt hooguit bedreven door een
piepkleine minderheid. Als een Duitse politicus een oorlogsmonument
ziet, gaat hij gelijk op de knieën. De oorlog en zijn misdaden zijn
door die houding geschiedenis geworden. Ze zijn natuurlijk niet
vergeten dat is onmogelijk, maar ze belasten niet langer Duitslands
relaties met andere landen.

Luchtje

In
Japan is het verleden nog altijd actueel. Japanse politici mogen -tig
keer hun verontschuldigingen hebben aangeboden voor de excessen van de
oorlog de buurlanden vinden altijd dat er een luchtje aan kleeft. Het
is waar dat die landen, China en Korea voorop, dit vaak voor hun eigen
minder nobele drijfveren misbruiken.
Dat ligt vooral aan Japan. Het
heeft niet zoals Duitsland geprobeerd in het reine te komen met zijn
verleden. Ultrarechtse nationalisten zijn geen figuranten, maar nog
altijd hoofdrolspelers in de Japanse politiek. In schoolboeken worden
Japanse oorlogsmisdaden nog immer onder het tapijt geveegd.
Als een
Japanse politicus al een oorlogsmonument bezoekt, gaat hij naar de
Yasukunitempel in Tokio, waar niet alleen Japans oorlogsdoden, maar ook
zware oorlogsmisdadigers worden geëerd.
Zolang voor de buitenwereld
niet duidelijk is wat Japans ware gezicht is, Hiroshima of Yasukuni,
zal het verleden Japan altijd blijven achtervolgen.

Bron: Brabants Dagblad