Deze organisatie organiseerde ontsnappingsroutes voor in bezet gebied gestrande geallieerde militairen. Dicks opdracht was om in ons land een ontsnappingsroute voor boven Nederland neergeschoten piloten op te zetten.
Het begon slecht. Dick had als voorwaarde gesteld dat hij blind gedropt zou worden, want hij vond ontvangstcomité’s te gevaarlijk. De eerste pogingen om hem te droppen mislukten omdat de piloot het juiste punt niet kon vinden. Uiteindelijk sprong Dick in de nacht van 23 op 24 juni 1943 ergens tussen Epe en Vaassen toch nog op het verkeerde punt. Volgens Dick had de piloot hem te vroeg het groene licht gegeven. Zijn bagage met de zender kwam kilometers verder terecht en was in het donker niet te vinden. Dit was erg lastig was want daardoor moest hij lange tijd de zenders van anderen gebruiken. Bovendoen werden zijn spullen gevonden door een NSB’er die alles direct aan de Duitsers overhandigde. De vijand wist dus dat er een geheim agent in de buurt was. Gelukkig waren hun zoekpogingen tevergeefs. Dick zag kans contact te maken met het Nederlandse verzet. Hij ging samenwerken met de groep van Joop Piller. Het bleek dat de papieren die hij in Engeland meegekregen had niet zo best waren. De leeuwen op zijn persoonsbewijs keken de verkeerde kant op. Voor Piller was het geen probleem om voor een echt persoonsbewijs te zorgen.
Zijn grootste karwei in 1944 was misschien wel het opvangen en terug naar Engeland laten brengen van de airbornes die na de Slag om Arhem gestrand waren en over de zuidkant van de Veluwe zwierven. Na Pegasus I, een militair georganiseerde operatie waarbij in de nacht van 22 op 23 oktober 138 airbornes de Rijn overstaken kwam de desastreuze Pegasus II, een poging om dit te herhalen die mislukte. Dick was betrokken bij de voorbereidingen maar tegen het plan omdat hij het te gevaarlijk vond. Het werd echter toch doorgezet in de nacht van 17 op 18 november. Slechts zeven mannen bereikten de overkant, een aantal werd gevangen genomen en de rest zwierf rond. Dick probeerde hen te vinden, aan papieren te helpen en van burgerkleren te voorzien. Hij vergaderde iedere dag met zijn team in het huis van Evert en Marie Bruinekreeft-van der Wiel. Zij hadden een kruidenierswinkel annex postkantoor. Evert was de postbode en kon dus overal zonder dat men argwaan kreeg mededelingen doorgeven. De vader van Marie was de dorpsveldwachter en kon onderduikers over straat begeleiden.
Bovendien viel het niet op als er veel mensen aan huis kwamen want in een kruidenierswinkel is het altijd druk. De airbornes moesten toen over de Rijn tussen Overlangbroek en Amerongen en dan door de Betuwe. Dit ging goed tot er in januari 1945 in de Betuwe zo hevig gevochten werd dat die route onbruikbaar was. Daarom werd begin februari 1945 de route door de Biesbos in gebruik genomen. De airbornes zaten tot ze wegkonden in opvanghuizen in o.a. Leersum, Doorn en Maarn. Dick controleerde of deze adressen veilig waren en zorgde ervoor dat alles zo goed mogelijk verliep. Uiteraard deed hij dit niet alleen. Er was een grote groep van verzetsmensen die de airbornes op de verschillende etappes van hun reis begeleidden.
Dick was erg voorzichtig en hield altijd het hoofd koel. Stoer doen was hem vreemd. Hij had een uitgebreid netwerk opgebouwd van mensen die ergens nuttig voor waren. Zelf fietste ik met hem op 4 februari 1945 van Groot Ammers naar Maarn. Winters waren toen veel strenger dan nu. Er lagen overal nog stukken ijs langs de Lek en ook dreef er nog ijs in het water. Het was streng verboden om bij Groot Ammers de Lek over te steken. De Duitsers hadden bij Schoonhoven zoeklichten om de rivier in de gaten te houden. Dick kende echter de schipper van een bootje van Rijkswaterstaat die daar beroepshalve moest varen. We staken veilig met dat bootje over. Eén keer werd hij bijna gepakt. Hij fietste met een aantal stafkaarten die opgerold in zijn fietstas zaten. De Duitsers die hem aanhielden wilden weten wat dat was. Hij vertelde dat het behang was en hield zo’n roerend verhaal op over hoe moeilijk het was om aan behangselpapier te komen en hoe hij er toch in geslaagd was om nu zijn kamer een behoorlijk behangetje te kunnen geven. Ze vergaten te kijken of het echt behang was en Dick mocht doorfietsen. Dick was een van de twee door geheime diensten uitgezonden agenten die bijna twee jaar lang namelijk van juni 1943 tot de bevrijding hun operaties in bezet gebied konden voltooien.
Hij was erg bescheiden en sprak vrijwel nooit over de oorlog. Het Parool en nog enkele kranten hadden evenals de website van het Veteraneninstituut als kop boven zijn necrologie: ‘Oorlogsheld Dick Kragt Overleden’. Hij zou daarom geglimlacht hebben.
Na de oorlog werkte hij bij de KLM en woonde toen in Nederland. Hij trouwde met een Noorse vrouw en ging op latere leeftijd in Noorwegen wonen. Ook toen zijn vrouw overleed, bleef hij daar wonen. Zijn laatste bezoek aan Nederland was bij de 50e herdenking van de Slag om Arnhem in 1994. Er was toen een reünie van de Arnhem veteranen met de verzetsmensen die hen destijds geholpen hadden. Dat was de laatste keer dat ik hem zag. Ons contact daarna was alleen nog telefonisch.
Het was een voorrecht hem gekend te hebben.
Moge hij rusten in vrede.