De naam Eichmann was toen al bij velen bekend. Hij had een sleutelrol vervuld in de uitvoering van de Endlösung – de massamoord op Joden. Hij had zijn taak uitgeoefend met grote ijver en bureaucratische doeltreffendheid. Zelfs toen de nazi’s de oorlog begonnen te verliezen aan het westelijk en oostelijk front, ging hij ijverig door met het regelen van transporten van honderdduizenden Joden naar de dodenkampen.Het Eichmann-proces beloofde sensationeler en belangrijker te worden dan de Neurenberg-processen in 1945 en 1946. Ben Goerion zei dat het proces een aantal doelen zou dienen. Het zou in details tonen hoe de nazi’s de Endlösung uitvoerden, wat de gevolgen van antisemitisme zijn, en dat Israël van vitaal belang is voor de voortbestaan van het Joodse volk.

Kritische houding
Toen Hannah Arendt (1906-1975) hoorde dat Eichmann in Jeruzalem berecht zou worden, besloot ze erheen te gaan om er verslag van te doen voor de Amerikaanse krant The New Yorker. Ze werd in 1906 in een Joods gezin in Hannover geboren en studeerde aan de universiteiten van Heidelberg, Marburg en Freiburg. In 1933 vluchtte ze voor de nazi’s naar in Parijs. Daar werd ze actief in de zionistische beweging en ze hielp jongeren naar Palestina te emigreren.In 1940 werd ze gevangengezet in het concentratiekamp Gurs. Ze slaagde er echter in te ontkomen en de Verenigde Staten te bereiken. Ze werd gekozen tot researchdirecteur van de Conferentie voor Joodse Betrekkingen en ze gaf les aan de Universiteit van Chicago. Haar bekende werk The Origins of Totalitarianism werd in 1951 gepubliceerd. Het was duidelijk dat ze als politiek denker door zowel haar Joodse identiteit als de jodenvervolging was beïnvloed.

Het Eichmann-proces zou een nieuwe gelegenheid bieden om na te denken over het verschijnsel ‘kwaad’.Maar de Duitse filosoof Karl Jaspers, met wie ze van 1926 tot 1969 een correspondentie voerde, voorzag problemen. Op 14 oktober 1960 schreef hij haar: ,,Het Eichmann-proces zal niet plezierig voor je zijn. Ik ben bang dat het niet goed zal gaan. Ik ben bezorgd over je kritische houding.” Zijn voorspelling zou later blijken uit te komen.

Jaspers had er trouwens twijfels over, dat het Eichmann-proces in Israël gehouden zou worden. Eichmanns misdaden gingen immers de hele mensheid aan. Zijn mening: ,,Vonnissen die door overwinnaars uitgesproken worden over overwonnenen, zijn in het verleden beschouwd als politieke acties, die gescheiden dienen te worden van juridische acties.”Hoewel Arendt gedurende lange tijd niet meer expliciet over Joodse kwesties had gepubliceerd, had ze de ontwikkelingen in Israël nauwgezet gevolgd. Ze had het bestaan van de staat geaccepteerd en was trots op zijn verworvenheden. Maar ze stond ook kritisch tegenover Israël. Ze ergerde zich aan Israëlisch chauvinisme, propaganda en het gebrek aan belangstelling bij de politieke leiders voor het lot van de Palestijnse Arabieren.

Gehoorzaamheid
Op 11 april 1961 begon het Eichmann-proces in Beth Ha’am in Jeruzalem. Arendt was een van de vele leden van de pers die de rechtszaak bijwoonden. De zittingen duurden tot augustus. Eichmann zei dat hij nooit een jodenhater was geweest en hij ontkende dat hij ooit de moord op menselijke wezens had gewild. Maar hij was wel degelijk het brein achter de wat eufemistisch heette ,,gedwongen evacuatie” van honderdduizenden Joden.Hij zei steeds weer dat hij zijn plicht deed. Hij gehoorzaamde niet alleen orders, maar ook de wet. Hij beriep zich zelfs op de filosofie van Immanuel Kant, maar hij verdraaide deze op een ziekelijke manier en maakte er klakkeloze gehoorzaamheid aan de staat van.

Ook toen tegen het einde van de oorlog bij de nazi-leider Heinrich Himmler het idee van ‘gematigdheid’ op kwam, verzette Eichmann zich tegen vermindering van de jodenvervolging, want hij wist dat hij anders tegen de wensen van de Führer zou ingaan. Na de bevrijding van Hongarije ging Eichmann terug naar Berlijn, waar hij belast werd met de ‘strijd tegen de kerken’.

Schandaal
Op 16 februari 1963 verscheen het eerste deel van Arendts vijfdelig verslag in de The New Yorker. Maar al voor het eerste artikel uitkwam, was er een schandaal ontstaan. Er deden geruchten de ronde dat Arendt de daden van Eichmann vergoelijkte en dat ze de Joden ervan beschuldigde hun eigen ondergang te hebben gecreëerd. Ze werd beschuldigd van antizionisme en zelfs antisemitisme. Ze had de hele Holocaust platvloers gemaakt met het gebruik van de term ,,banaliteit van het kwaad”. De ophef zou jaren voortduren.De artikelen werden gebundeld in het inmiddels klassiek geworden boek Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil. Arendt doet daarin niet alleen uitgebreid verslag van het proces, maar ook van allerlei andere factoren die met de Holocaust te maken hebben.

Aan het verschijnsel ‘kwaad’ gaf ze een nieuwe interpretatie. Ze schreef in het voorwoord van haar boek The Life of the Mind (gepubliceerd in 1978), dat achter de frase ‘de banaliteit van kwaad’ geen thesis of doctrine steekt. Maar ze was zich er wel vaag van bewust was dat ze inging tegen de traditie van het denken – literair, theologisch of filosofisch – betreffende het verschijnsel kwaad.

Gedachteloosheid
,,Kwaad, hebben we geleerd, is iets demonisch; het is de belichaming van satan”, schreef ze. Maar tijdens het Eichmann-proces werd ze geconfronteerd met iets volslagen anders: ,,Ik werd getroffen door een duidelijke oppervlakkigheid van de dader. Deze oppervlakkigheid maakte het onmogelijk, het onbetwistbare kwaad van zijn daden te herleiden naar een dieper niveau van wortels of motieven. De daden waren monsterlijk, maar de dader (…) was nogal ordinair, alledaags, en demonisch noch monsterlijk.” Het ,,geheel negatieve” was volgens haar niet zijn domheid, maar zijn gedachteloosheid of onnadenkendheid.Richard J. Bernstein, een hoogleraar de filosofie die een uitgebreide studie maakte naar de Joodse identiteit van Arendt, wijst erop dat het centrale concept in haar eerdere boek The Origin of Totalitarianism overtolligheid was. De totalitaire staat poogt menselijke wezens overtollig te maken.

Nu Arendt het Eichmann-proces heeft bijgewoond, richt zij haar aandacht op het concept gedachteloosheid of onnadenkendheid. Beide concepten staan met elkaar in verband. Het totalitarisme opent de afgrond van het radicale kwaad, dat ernaar streeft de menselijkheid uit te schakelen. Als de menselijkheid is uitgeschakeld, zijn er geen monsterlijke of ,,kwade motieven” meer nodig om gruweldaden te bedrijven. Het kan resulteren uit gedachteloosheid – het onvermogen om te denken – van gewone, normale mensen.”

Holheid
Waar Arendt in Jeruzalem zo geschokt van raakte, is dat ze een persoon tegenkwam die niet zelfstandig kon denken of oordelen. Eichmann kom slechts clich?’s uiten. Hij had er geen moeite mee, snel over te springen van de ene stelsel van regels naar een andere stelsel. Arendt was het eens met de rechters, dat wat Eichmann zei slechts ,,leeg gepraat” was. Maar ze was het niet eens met hun stelling dat hij dat deed om zijn misdaden goed te praten. Er bestond volgens haar geen diepte bij Eichmann, maar slechts holheid en oppervlakkigheid.Ook levert ze in het boek kritiek op de Joodse Raden die de Duitsers in het leven hadden geroepen, hoewel deze weinig met het Eichmann-proces te maken hadden. Als de Joodse Raden niet hadden gefunctioneerd, zou het aantal slachtoffers geringer geweest zijn. De Raden echter lieten op de meest treffende wijze de totaliteit zien ,,van de morele ineenstorting die de nazi’s veroorzaakten in de respectabele Europese maatschappij – niet alleen in Duitsland, maar in bijna alle landen, niet alleen onder de vervolgers maar ook onder de slachtoffers”.

Voor Arendt was het probleem het gebrek aan moraliteit. Ze zei dat het dominante geloof in haar generatie is geweest, dat ,,moreel gedrag vanzelfsprekend is”. Maar, zo voegde ze er aan toe, ,,niemand met gezond verstand kan daar nog in geloven”. Voor haar vloeiden de moeilijkste morele vragen niet voort uit het gedrag van de nazi’s, maar ook het gedrag van gewone, respectabele mensen.Verder uit ze in het boek kritiek op het proces zelf. Ze ergerde zich er bijvoorbeeld aan, dat in het proces het euthanasieprogramma niet ter sprake kwam. Hitler begon de massamoorden met het toedienen van de ,,genadedood” aan ,,ongeneeslijken” en ,,genetisch beschadigden” (lijders aan hart- en longziekten).

Het is volgens Arendt duidelijk dat zo’n euthanasieprogramma op den duur tegen elke groep gebruikt kan worden. Het principe van de selectie hangt af van de omstandigheden. ,,Het is”, zo schrijft ze, ,,heel goed denkbaar dat in de geautomatiseerde economie in de niet te verre toekomst mensen in de verleiding worden gebracht, al degenen te vernietigen wier intelligentiequotiënt beneden een bepaald niveau ligt.”Dat het boek van Arendt veel ophef veroorzaakte, was geen wonder. Ook nu nog zullen velen moeite hebben met de suggestie dat een demonische aanzet bij Eichmann ontbrak. Ook al zou er bij Eichmann onnadenkendheid en gedachteloosheid hebben bestaan, dan sluit dat nog niet de aanwezigheid van een geestelijke werkelijkheid uit. Maar Arendt heeft gelijk met haar stelling dat het opzij zetten van het oordeelsvermogen onnoemelijk veel leed kan veroorzaken. In een maatschappij die zich in technologisch opzicht steeds verder ontwikkeld is verstandelijke oppervlakkigheid en onvermogen zedelijk te denken des te gevaarlijker.

Eichmann verliest ook niet zijn verantwoordelijkheid. Nergens echter in haar werk worden zijn daden vergoelijkt. Integendeel, het boek is juist een grote aanklacht tegen de nazi-misdadiger.

Ophanging
De verdediging zei dat Eichmann slechts een ,,klein radertje” was in de machinerie van de Endlösung, en niet de eigenlijke motor, zoals de aanklagers zeiden. Het hof oordeelde dat zo’n misdaad alleen uitgevoerd kon worden met de hulp van een enorme bureaucratie, die de middelen van de regering gebruikte. Eichmann verdiende dan ook zijn straf.Op 11 december 1961 deed het hof uitsprak. Eichmann werd veroordeeld tot de doodstraf door ophanging. Er kwam een beroep, maar op 29 mei 1962 werd de uitspraak bevestigd door het Hooggerechtshof. President Itzhak Ben-Zvi wees gratieverzoeken van zowel Eichmann als een aantal rabbijnen en professoren van de Hebreeuwse Universiteit onder leiding van Martin Buber, van de hand.

Op donderdag 31 mei 1962, vlak voor middernacht, werd Eichmann uit de dodencel gehaald. Hij weigerde de bijstand van dominee William Hull. Hij zei dat hij een Göttglaubiger was, waarmee hij in nazi-jargon wildeuitdrukken dat hij geen christen was en niet in enig leven na de dood geloofde. Hij prees Duitsland, Argentinië en Oostenrijk, waarvan hij zei: Ik zal hen niet vergeten. ,,In het aangezicht van de dood vond hij een clich? dat gebruikt werd in begrafenisretoriek”, aldus Arendt.

Na de ophanging werd Eichmanns lichaam verbrand; de as werd uitgestrooid op de Middellandse Zee, buiten de territoriale wateren van Israël.

De belangrijkste bronnen voor dit artikel zijn: Hannah Arendt: Eichmann in Jerusalem: A Report on the Banality of Evil (Penguin Books), Richard J. Bernstein: Hannah Arendt and the Jewish Question (The MIT Press), en Correspondence Hannah Arendt – Karl Jaspers 1926-1969 (Harcourt Brace).