De 79-jarige Hemmes, generaal-majoor b.d. bij de Koninklijke Luchtmacht en voorzitter van de stichting Genootschap Engelandvaarders, is nauw betrokken bij het initiatief van de gemeente Den Haag om voor de Engelandvaarders een gedenkteken op te richten. Op de boulevard van Scheveningen onthulde hij vanmiddag in aanwezigheid van burgemeester Deetman de plaquette, dicht bij het strand waarop tijdens de oorlog ook geheime operaties vanuit Engeland werden uitgevoerd door Erik Hazelhoff Roelfzema, Chris Krediet en Piet Tazelaar.
Het strand, iets ten noorden van de Scheveningse pier, is donderdagmiddag vernoemd naar Hazelhoff Roelfzema. Hij wordt als Soldaat van Oranje tot de meest heldhaftige leden van het Nederlands verzet gerekend. De 85-jarige drager van de Militaire Willemsorde gaf vanmiddag acte de pr?sence. Samen met zijn vrouw was hij voor de plechtigheid overgekomen vanuit Hawaï.
Hemmes is blij met de aandacht voor de Engelandvaarders. Zij hebben zich op hun overtocht naar Engeland nooit laten voorstaan, zegt hij. „Toch hebben ze veel gedaan voor de bevrijding van Nederland. Na de oorlog was dat nog wel bekend. Dat werd ook gewaardeerd. Mensen in de krijgsmacht die naar Engeland waren gevlucht en hadden meegestreden aan de zijde van de geallieerden, werden altijd met veel egards behandeld.”
Later kregen vooral Erik Hazelhoff Roelfzema, Chris Krediet en Peter Tazelaar bekendheid, vooral ook door publicatie van het boek van Hazelhoff Roelfzema, ”Soldaat van Oranje”. De drie, van wie alleen Hazelhoff Roelfzema nog in leven is, pendelden tijdens de oorlogsjaren geregeld met een vaartuig heen en weer. Peter Tazelaar was de man die dan het strand opging om allerlei riskante missies in bezet gebied uit te voeren. „De drie waren stuk voor stuk avonturiers”, zegt Hemmes.
De zucht naar militair verzet tegen de Duitsers hadden alle Engelandvaarders gemeen. Zij wilden Nederland ontvluchten om aan de zijde van de geallieerden mee te vechten, hetzij bij de RAF, hetzij bij de landmacht of de marine. Velen staken met een gammel vaartuig de Noordzee over. Er zijn talrijke pogingen ondernomen met een kano of een roeiboot. Anderen kozen de ontsnappingsroute via Zweden of via Zwitserland en Spanje.
Niet iedereen was succesvol: velen verdronken in de Noordzee, kwamen om het leven in de bergen of werden door de Duitsers gesnapt en doodgeschoten. Om hoeveel mensen het gaat, is volgens Hemmes onduidelijk. Wel staat vast dat zo’n 1800 mensen Engeland veilig wisten te bereiken. Van degenen die nog in leven zijn, zijn er zo’n 400 lid van het genootschap Engelandvaarders. De meesten van hen waren vanmiddag aanwezig bij de onthulling van de plaquette.
Hemmes nam zelf in september 1943 de wijk naar Engeland. Hij koos, samen met een vriend, voor de ontsnappingsroute via Frankrijk, Spanje en Portugal. De toenmalige student medicijnen deed er enkele maanden over voordat hij zich in Londen kon melden bij de Nederlandse ambassade. Een van de moeilijkste trajecten betrof de Pyreneeën. „Drie dagen en drie nachten achtereen hebben we gelopen. Met voeten vol blaren. Het was diepe, doffe ellende. Achter ons, op de berghelling aan de andere kant van het dal, hoorden we het geblaf van honden van Duitse grenswachten die ons op de hielen zaten.”
Na een gevangenschap in Spanje en een verblijf in Portugal kon Hemmes door bemiddeling van de diplomaten in Lissabon met een vliegtuig mee naar Engeland. Dat was in februari 1944. Hemmes en zijn vriend werden, net als andere Engelandvaarders, met de nodige argwaan ontvangen. „We werden uitvoerig verhoord. De Engelse autoriteiten waren beducht voor infiltratie en spionage”, vertelt hij. Uiteindelijk werd hij ingedeeld bij de Irenebrigade. In september 1944 nam hij deel aan de landing in Normandië.
Goedgekeurde Engelandvaarders gingen op theevisite bij koningin Wilhelmina. „Dat was onvergetelijk”, aldus Hemmes. „De koningin was een schakel tussen ons en degenen die we in Nederland hadden achtergelaten. Wat we precies hebben besproken, weet ik niet meer. Ik was helemaal overrompeld door het feit dat ze met ons een gesprek wilde. We kenden de koningin slechts van de afbeelding op de postzegels.”
Bron: Reformatorisch Dagblad