Bezoekers van de website mogen gegevens aanreiken. Graag zelfs. Het Joods Historisch Museum ondersteunt het initiatief van Sajet, die gisteren een „oproep aan alle 70-, 80- en 90-jarigen die in de oorlog familieleden hebben verloren” deed om zo veel mogelijk correcties en aanvullingen aan te leveren. Zelf is het museum ook bezig foto’s aan de namen in de database te koppelen.

Jaap Sajet werd op 5 mei 1945, toen Nederland bevrijd werd, 12 jaar. Met zijn ouders en een ander Joods gezin -eveneens bestaand uit ouders en één kind- had hij de Tweede Wereldoorlog overleefd op een onderduikadres in Amsterdam. „Een bijzondere onderduiktijd: op hetzelfde adres als mijn ouders; dat was bij veel Joodse kinderen anders. Vader heeft me, hoewel hij geen onderwijzer was, in die periode alle leerstof van de vierde, vijfde en zesde klas bijgebracht, zodat ik nauwelijks achterliep toen ik in 1945 weer naar school kon. Onze verzorger, die zelf niet in het huis woonde, bracht ons 22 maanden lang elke dag eten.”

Na de bevrijding bleek dat er nauwelijks nog familieleden in leven waren; alleen wat neven en nichten van Sajets ouders. Grootouders, ooms en tantes waren weggevoerd en omgebracht. „En zelfs m’n zieke overgrootmoeder van 84 jaar werd gedeporteerd. Wij waren heel laat ondergedoken, in juni 1943. Toch hebben we het overleefd. M’n ouders hebben hun leven weer opgebouwd, al was vooral mijn moeder de eerste jaren heel emotioneel.”

Het Joods Historisch Museum plaatste de database op internet waarin prof. Ies Lipschits jarenlang de gegevens van de Nederlandse Holocaustslachtoffers verzameld had. Toen ir. Sajet (74) op dit Digitaal Joods Monument (DJM) zijn familieleden vond, bleken er slechts wat kale feiten over hen vermeld te zijn. „Zo is het bij veel slachtoffers: de gegevens zijn meestal wel juist, maar de mens komt er niet uit. Ik was oud genoeg om alles te beseffen. ’k Heb mijn familieleden goed gekend. Grootvader was niet een man op een namenlijstje, maar de persoon met wie ik gewandeld heb en die ik bij zijn werk hielp. Dat wilde ik terugbrengen. De slachtoffers hebben geen graf gekregen, maar op deze wijze krijgen ze toch een „bekovedlich” (eervol) graf.”

Vandaar de oproep die Sajet, ondersteund door het Joods Historisch Museum, gisteren deed uitgaan. „Als ik denk aan al die mensen, van stokoud tot heel jong, mensen die soms geen vlieg kwaad deden, maar die zijn uitgemoord, dan kan ik het drama nog altijd niet bevatten.”

Boeken over de Jodenvervolging las hij zelden, en tientallen jaren bezocht hij geen enkele herdenkingsbijeenkomst. „Dat had ik niet nodig. De herinneringen zaten in mijn hoofd; ik leef met de gedachten aan de doden. Later ben ik met mijn kinderen en kleinkinderen wel naar herdenkingen gegaan, om hen het besef bij te brengen wat er gebeurd is.”

Het bijeenbrengen van materiaal kan veel emoties oproepen. „Zelf wilde ik op het monument de gegevens opzoeken van mijn buurjongen en schoolkameraad David Koopman. Er bleken meer dan 5600 Koopmans vermoord te zijn. Toen kon ik niet meer verder zoeken.”

Toch moet het monument zoveel mogelijk worden aangevuld, aldus Sajet. „Als wij, 70-, 80-, en 90-jarigen dit niet doen, zal het nooit meer kunnen geschieden. Wij hebben deze informatie nog in ons hoofd en soms in onze fotoalbums. Aan onze kinderen kunnen we dit nauwelijks vragen. Ik reken op u."
bron: www.reformatorischdagblad.nl