Op zolder, vitrines met verboden boeken, pamfletten en Vlaardingse kranten. Maar ook opgezette poppen, opgemaakt als gevangene of onderduiker. Uit een onderkast haalt Anderson een doos met huishoudspullen. Een klein blauw pannetje, die hij van een echtpaar heeft gekregen. Een rasp, borden, onderzetters van boomschors met patriottische teksten. ,,Dit soort dingen neem ik mee naar scholen, om kinderen te laten zien hoe het leven in de oorlog eruit zag.”
Hij verzamelt niet om te verzamelen, zegt hij. ,,Ik wil mensen informeren over wat aan een oorlog vooraf gaat, hoe het is om een oorlog mee te maken en wat de gevolgen zijn voor het land en de bevolking.” Als klein jongetje maakte hij van alles mee. De bezetting, overvliegende Spitfires en bombardementen. Beelden die hem tot op de dag van vandaag zijn bijgebleven.
,,Ik wil mensen duidelijk maken dat de oorlog pas zestig jaar geleden heeft plaatsgevonden. De oorlog staat in veel gevallen synoniem aan de jaartallen 1939-1945, terwijl er veel meer aan vooraf is gegaan.” Mensen moeten zich ook bewust worden wat de gevolgen van een oorlog zijn. Bijvoorbeeld dat het meer dan tien jaar heeft gekost om Nederland op te bouwen. ,,De oorlog was niet in 1945 afgelopen”, zegt Anderson.
Zijn interesse voor spullen uit de oorlog ontstond vlak na de bevrijding toen Anderson een vliegfeest in Ypenburg had bezocht. ,,Toen zag ik die Spitfires van dichtbij. Ik begon spulletjes te verzamelen, uiteindelijk heb ik mijn enorme verzameling ondergebracht in een museum.”
Hij toont enkele foto’s van joodse onderduikers. In het museum is te zien hoe hun schuilplaats eruit zag. Onder het schuine dak is een muurtje getrokken met daarachter een kleine ruimte. Via een doorkijkje is een bed te zien met daarop een verklede pop die de onderduiker moet voorstellen. ,,Dit is vooral om kinderen te laten zien wat onderduiken was.”
Hij loopt naar een pop die is verkleed als gevangene van het concentratiekamp Buchenwald. Een grijs gestreept pak met een rode driehoek waarop een zwarte letter N is getekend, wat simpelweg Nederlander betekent. ,,Dit is een lid van de Geuzengroep”, zegt Anderson. ,,Dat was een Vlaardingse verzetsgroep.” Even verderop staan vitrines met illegale patriottische brochures, bedoeld om Nederlanders te bewegen in opstand te komen tegen de bezetter. De titels: ‘Ander Inzicht’, Nederland zal herrijzen’ en ‘Om Neerlands toekomst’. In een vitrine ernaast zijn cartoons en tekeningen te zien. Anderson wijst een bruin vel papier aan waarop vier zwijnen zijn getekend. ‘Wie is het grootste zwijn?’, staat er onder. Door de vellen creatief op te vouwen komt het hoofd van Adolf Hitler te voorschijn.
Het museum, dat maar twee uur per week open is, trekt ongeveer 2500 tot 3000 bezoekers per jaar. Anderson is niet van plan om ermee te stoppen. Zijn collectie zal alleen maar groter worden, maar als hij het moet opgeven komt de verzameling onder beheer van de documentatiegroep ’40-’45. Anderson is al sinds 1963 lid van deze groep. De club telt inmiddels negenhonderd leden. Ze zijn allemaal in maar ??n onderwerp geïnteresseerd: de Tweede Wereldoorlog.