Tsjechi? is een van de landen die na 1989 bij veel westerse toeristen in de
belangstelling zijn geraakt: fraai natuurschoon en een bijzondere hoofdstad,
Praag. Maar wat velen van hen wellicht niet weten is dat dit land een aantal
uitmuntende schrijvers heeft voortgebracht. Om te beginnen denken we dan
uiteraard aan Franz Kafka (1883-1924). Hij was een Tsjech die in het Duits zijn
beroemd geraakte werken schreef, zoals ?Der Prozess? (1925) en ?Das Schloss?
(1926).
Maar er zijn in de vorige eeuw ook nog andere uitnemende schrijvers uit Tsjechi?
voortgekomen. Te denken valt aan Bohumil Hrabal en de later naar Frankrijk
uitgeweken Milan Kundera. Veel minder bekend, althans in ons taalgebied, is
Josef Skvorecky (1924). Voor het eerst verscheen in onze taal van zijn hand de
klassieker ?De zevenarmige kandelaar? uit 1964.
Alleen de titel al zet de lezer direct op het spoor van het Joodse volk. Je
hoeft niet eens zo veel van de Joodse geschiedenis en cultuur af te weten om de
menora, de zevenarmige kandelaar, te herkennen. De menora groeide uit tot een
symbool van licht in de duisternis. Skvorecky bundelt zeven verhalen in deze
uitgave. Verhalen die niet direct over de Tweede Wereldoorlog gaan, maar er wel
van alles mee te maken hebben.
In alle verhalen is het Danny (alter ego van de schrijver) die zijn belevenissen
vlak voor, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog aan het papier toevertrouwt. De
verhalen spelen in Kostelec, maar Skvorecky?s geboorteplaats Nachod is bedoeld.
In interviews vertelt Skvorecky wel eens dat zijn boeken sterk autobiografisch
zijn, maar dan wel in de zin zoals Goethe ooit aangaf: als ?Wahrheit und
Dichtung? (waarheid en verzinsel).
Weggepest
De verhalen zijn schetsen van het leven en gaan over het lot van mensen in een
tijd dat een gruwelijke oorlog steeds dichterbij komt. De niet-Joodse Danny
vertelt over de lotgevallen van zijn Joodse oom, die trouwde met de zus van zijn
vader. Opa was een antisemiet en wilde dat huwelijk daarom niet. Danny
beschrijft hoe de plaatselijke dokter Strass op den duur, omdat hij Jood was,
uit de gemeenschap werd weggepest en later in Theresienstadt werd opgehangen.
Waarom eigenlijk? ?Hij scheen een of andere SS?er niet te hebben gegroet. Hij
had immers altijd zo?n zachte stem?? Ook meester Katz, de goede man, had de pech
in die jaren Jood te zijn. ?En toen werden op een dag alle Joden uit de stad op
transport gezet? en opeens zag ik meester Katz in zijn zwarte regenjas en naast
hem zijn dikke echtgenote Ruth in een groene jas.?
Tussen de verhalen door zijn er de gesprekken en ontmoetingen tussen Danny en de
jonge Joodse vrouw Rebecca. Ook zij wordt op transport gesteld: naar
Theresienstadt. Maar als enige van haar familie komt ze na de oorlog terug in
Kostelec. En dan wacht haar opnieuw ellende. Ze is nergens welkom. In het huis
van haar ouders zijn andere mensen getrokken die haar wegkijken. De schaarse
kleinoden van haar ouders, die vader bij vertrek naar het concentratiekamp in
bewaring had gegeven, blijken te zijn verdwenen.
Verdriet
Bij lezing en vooral na herlezing treft het verdriet dat tussen de regels door
sijpelt. In eerste instantie denk je wat eenvoudige verhalen te lezen. Maar als
je ze voor de tweede keer doorneemt, valt de grauwe sluier op die in die
beruchte jaren over machteloze mensen viel, omdat ze toevallig Joden waren.
De verhalen raken je ook door hun cynisme over het gedrag van mensen: hoe laf en
berekenend zijn velen. En dat geldt dan de niet-Joodse bevolking van het
provinciestadje. Als een soort refrein klinkt het in de verhalen: ?in de dagen
dat Hitler kwam? of ?toen kwam Hitler?. En met dat deze geweldenaar in beeld
komt, verandert het gedrag van velen. Mensen gaan Joden mijden. Kinderen mogen
niet meer met Joodse leeftijdgenoten optrekken. De aan suikerziekte lijdende
meester Katz kan geen insuline meer kopen bij de plaatselijke apotheek. Er
verschijnen karikaturen van Joden in kranten, met grote neuzen. Er worden
grappen gemaakt: Joden stinken naar knoflook. Tsjechen worden ineens
patriottisch, maar zijn ook weer net zo makkelijk op de hand van de Duitsers.
Hoe laf zijn mensen, is de boodschap die Skvorecky meesterlijk laat zien.
Ook de barre boosheid en kwaadaardigheid van de nazi?s wordt meedogenloos aan de
kaak gesteld. Rebecca vertelt hoe ze op weg is naar het concentratiekamp.
Onderweg komt ze een schoolvriendin tegen. Ze rent door de straat op weg naar
een afspraak, vrolijk en uitgelaten. De ??n op weg naar een afspraakje, de ander
onderweg naar het kamp. ?Zo gaat het er nu eenmaal aan toe op de wereld, altijd
gaat de een naar een afspraakje en de ander naar het concentratiekamp.?
Twee reusachtige mannen van de Waffen-SS staan als de symbolen van het
slachthuis te gapen naar de Joden die langskomen om op transport te worden
gesteld. ?Hun bezittingen stiekem verstopt bij arische gezinnen, in hun zondagse
kleren, met ransels, koffers en pakken, ze druppelen de poort binnen en sommigen
maken uit gewoonte, uit angst, uit hoop, een buiging voor die SS-beesten bij de
poort.?
Donker
Wat ik al schreef over de zevenarmige kandelaar (symbool van licht in de
duisternis) klopt niet met de inhoud van de verhalen zo meesterlijk door
Skvorecky verteld. Het wordt eerder opnieuw donker in je hart: vanwaar toch die
gruwelijke Jodenhaat, die ertoe leidde dat zulke eerbare en nobele mensen als
hier beschreven, die trouw hun werk jarenlang deden, soms over bijzondere gaven
beschikten, als slachtvee werden afgevoerd. Maar het verhaal moet wel verteld
blijven worden. Opdat we niet vergeten, ook vandaag niet, wat dit volk is
aangedaan.
Edgar de Bruin, die het boek in het Nederlands vertaalde, schreef een
verhelderend nawoord met informatie over de schrijver en zijn werk.
Bron: Reformatorisch Dagblad