„Je begint zo’n berging met maar ??n vraag: zijn er bommen? Bommen, dat is risico, gevaar. Dat zit altijd in je hoofd. Net als de gevallen bemanningen, hun lot. Dat is een hele harde schijf vol met beelden van bergingen. Stof voor een heel boek. Hank? Ja, Hank en de Halifax zitten ook in dat boek. Ook omdat het een heel goed georganiseerde operatie is. Zo heb ik het nooit eerder meegemaakt, nergens in Nederland.“
Aan het woord de 56-jarige kapitein Hans Spierings, bergingsofficier van de Koninklijke Luchtmacht. Zijn specialisme: het bergen van verongelukte militaire vliegtuigen. Geen berging of Spierings is ter plaatse.
Bijna vijf weken ploeterde hij met zijn vaste ploeg mensen in de natte, onwillige bodem van de Hankse Oranjepolder. Op zoek naar de resten van een in 1944 neergeschoten Halifax-bommenwerper.
De klus zit erop, de luchtmacht ruimt op. Dit is het werkterrein van bergingsleider Spierings: modder, laarzen, uiteengescheurde stukken aluminium, verwrongen propellers, schoongespoten vliegtuigmotoren. Hank is zijn dertigste berging geweest.

Biggles
Bergingen van vliegtuigen? Misschien begon het met Biggles, de onsterfelijke gevechtspiloot uit een aloude jongensboekenserie. Of met de eerste vliegtuigmodellen die hij ooit bouwde.
Hoe dan ook, hij trad in 1970 toe tot de Koninklijke Luchtmacht: als vliegtuigtechnicus. In 1996 keek hij in de spiegel. Hij zag een ijverige, organiserende militair met veertig man onder zich en besloot dat hij toe was aan iets anders: „Weet je, mijn vader was ook beroepsmilitair. Na de oorlog werd hij politieman. Die man ging te vaak met tegenzin naar zijn werk. Ik wilde niet zo eindigen, maar op tijd veranderen. Ik solliciteerde als bergingsman, wist niet eens wat de bergingsdienst was, maar had natuurlijk wel een grote technische bagage.“
Zijn mobiele telefoon zingt een doordringende ringtone. „Hallo met Spierings? ja, heb je interesse? ik heb hier een heel motorblok compleet met serienummer. Weet je wat, de luchtmacht gaat jullie een dienst bewijzen. Als je een aanhanger hebt, mag je die motor meenemen? ok? tot ziens.“ Hij legt neer en verduidelijkt: „Iemand van het museum Fort Vijfhuizen bij Heemstede, enthousiaste mensen.“
Peinzend: „Tja, al die bergingen. De ontmoetingen, de emotie. Mensen die pas meer dan vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog kunnen verwerken als er stoffelijke resten van familieleden boven komen.“
Hij herinnert aan de 68-jarige Canadees Roy Peterson: „Die stond hier op de plek waar zijn broer gesneuveld is. Hij nam bij onze werkkuil afscheid. Heel emotioneel, na 56 jaar. Niet op het erekerkhof bij Nijmegen waar de bemanning formeel begraven is. Nee, hij nam hier afscheid. Hij zei: het is tijd dat mijn broer thuiskomt, het is tijd dat de oorlog eindelijk afgelopen is.“
Vermist is erger dan dood. Of de vermiste vliegers bij Hank via de gevonden botresten een gezicht krijgen, moet uit verder onderzoek blijken.

Emoties
Mensen begeleiden bij hun emoties, verhalen aanhoren van ooggetuigen, af en toe een lezing met Powerpointpresentatie, overleg met burgemeesters en met aannemers en op de bergingslocatie schoolklassen vertellen waarom het vliegtuig uit de lucht is gevallen. Spierings: „Het hoort er allemaal bij.“
Hij kan uren vertellen, gedreven, betrokken. Over de molensteen uit 1815 die ze tussen de wrakstukken vonden en dat hier misschien nog wel muren van een oud klooster zitten van voor de St.Elisabethsvloed: „Als je dat hoort, gaan je antennes uit, dan gaat er een heel nieuwe wereld open.“

Werk genoeg
In Nederland liggen nog genoeg vliegtuigwrakken, met naar schatting zo’n 250 vermiste vlieger. Werk genoeg, maar in 2007 houdt Spierings ermee op. Het is mooi geweest: „Het werk bij de luchtmacht is 35 jaar mijn hobby geweest.“ Officieel had hij al moeten stoppen, maar hij moet nog een opvolger inwerken. Kan hij al die kennis die hij in zijn hoofd opgeslagen heeft overbrengen? Hij zwijgt, haalt de schouders op: „Ik weet het niet“.

Bron: www.brabantsdagblad.nl