Bron: www.refdag.nl
In kamer 600 van het Neurenbergse Paleis van Justitie begonnen op 20 november 1945 de processen tegen Hermann Göring, Rudolf Hess, Joachim von Ribbentrop en achttien andere hooggeplaatste nazi’s, voor een college van rechters die de overwinnaars uit de Tweede Wereldoorlog vertegenwoordigden: de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en Frankrijk.
Betrokkenen zeiden zich destijds al te hebben gerealiseerd dat de Neurenbergse processen, waar verdachten werden berecht voor nieuwe strafbare feiten als oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, van groot belang waren voor de vestiging van een internationaal rechtssysteem. „Er werd het precedent geschapen voor de vestiging van het internationale strafhof”, zei Johann-Georg Schätzler, in 1945 lid van het advocatenteam van Hess.
Behalve Schätzler voerden aanklager Whitney Harris, de tolk Arno Hamburger en Susanne von Paczensky, destijds journaliste van het persbureau DANA, het woord tijdens de herdenking.
Tijdens de processen in Neurenberg zijn juridische begrippen als misdaden tegen de vrede, het voeren van een oorlog van agressie, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid geïntroduceerd. Ook het plegen van genocide werd toen voor het eerst als een misdrijf voor de rechtbank gebracht.
Op 1 oktober 1946 kregen Göring en elf anderen de doodstraf. Zeven nazi’s kregen langdurige gevangenisstraf, drie werden vrijgesproken. Vijftien dagen later werden de ter dood veroordeelden in hun gevangenis opgehangen. Göring pleegde de avond voor de terechtstelling zelfmoord.