Onderkoelde Britse humor en nuchterheid zijn de wapens waarmee de Engelse veteranen Mike Dauncey (84) en Sir James Cleminson (83) met hun oorlogsherinneringen omgaan. Inmiddels genieten beide Britse bejaarden hun welverdiende oude dag op het Engelse platteland. Dauncey in een riante ?grootoudersflat? bij zijn kinderen in de heuvels bij Bristol, Cleminson in het adellijk aandoende landhuis Loddon Hall in Norfolk.

Het leek de twintigers Dauncey en Cleminson al evenzeer geen goed idee om de Tweede Wereldoorlog te be?indigen zonder echt met de vijand te hebben gevochten. Beide jonge mannen waren in de eerste oorlogsjaren ingezet om Groot-Brittanni? te bewaken. ?In 1940 slaagde ik als reservist voor de officiersopleiding, maar daarna moest ik alleen vliegvelden bewaken?, vertelt Cleminson in zijn studeerkamer, waarin een tiental boeken over de Slag om Arnhem apart op een rijtje staat. ?Daarom solliciteerde ik datzelfde jaar nog als parachutist. Omdat ik me verveelde, niet omdat ik dapper was?, glimlacht hij.

Bij Dauncey was het van hetzelfde laken een pak. ?In mei 1941 werd ik tweede luitenant van de infanterie, een functie waarin ik soldaten trainde. Omdat ik dat niet de hele oorlog wilde doen, heb ik me eind ?43 aangemeld als piloot voor het zweefvliegsquadron. Dat gaf me de gelegenheid iets tegen de vijand te doen. Begin 1944 was ik klaar met m?n opleiding.?

Perfecte landing

De 1e Parachutistendivisie, waartoe Dauncey en Cleminson behoorden, werd tot hun spijt niet ingezet tijdens de landing in Normandi?. De jongemannen kregen een herkansing tijdens Operatie Market Garden, het gewaagde plan van de Engelse opperbevelhebber Montgomery.

Zowel Cleminson als Dauncey landt de eerste dag van Operatie Market Garden, zondag 17 september, op de Ginkelse Heide. ?De landing verliep perfect?, vertelt Dauncey, die als tweede piloot zijn Horsa-zweefvliegtuig met acht man en een 75-millimeterkanon netjes aan de grond wist te brengen.

Jimmy Cleminson, die als para had gesprongen, voerde een peloton met 35 man aan, dat via de Utrechtseweg richting de verkeersbrug in Arnhem optrok, het doel van de operatie. De eerste schermutselingen begonnen toen een Duitse auto de bossen bij Wolfheze uitreed. Cleminsons mannen doorzeefden de auto. ?Pas na de oorlog hoorde ik dat het ging om generaal-majoor Kussin, de Duitse officier die verantwoordelijk was voor de verdediging van Arnhem.?

De Engelsen marcheerden verder de Utrechtseweg op, maar werden halverwege tegengehouden door een groot kanon, dat een groepje Duitsers in allerijl midden op een kruispunt in de bossen had opgesteld. Cleminson: ?Dat kanon vuurde op ons vanaf de hoogte. Ons enige Britse antitankkanon kon daar weinig tegen uitrichten. We splitsten ons op aan beide kanten van de weg. Ik rende naar een huis van waaruit ik een Gammon-bom, destijds een gloednieuw wapen, gooide. Die ketste echter af.? Toch trokken de Duitsers zich daarna terug op de hoogtes bij Arnhem.

Cleminson trok verder naar hotel Hartenstein in Oosterbeek. Daar deden hij en een paar soldaten zich tegoed aan een door Duitse officieren verlaten lunch voordat ze weer op pad werden gestuurd.

Dauncey had de taak de artillerie-eenheid te beschermen. Deze bracht de nacht door in het bos rond de psychiatrische kliniek in Wolfheze. De volgende dag trok het Lichte Regiment waartoe hij behoorde naar het lage gedeelte van het dorp Oosterbeek, waar hij gedurende de gehele slag vocht.

Cleminson had ondertussen op het hoofdkwartier Hartenstein, het huidige Airborne Museum, meer overzicht. ?Daar bleek een heel groot gebrek. Geen van de radio?s deed het. Geen!? De bevelhebber, generaal Urquhart, had daardoor totaal geen voeling met het front, met Frost bij de Arnhemse brug en met het hoofdkwartier.?

Op de eerste avond liep een compagnie soldaten over de spoorlijn door naar het Arnhemse station, waar net een grote groep Duitse soldaten aankwam. ?De Engelsen draaiden het licht uit, waardoor de Duitsers hen niet herkenden. Deze compagnie heeft zich zonder gewonden kunnen verenigen met Johnny Frost, bij de brug?, aldus Cleminson.

Vast op zolder

De volgende dag besloten de geallieerde bevelvoerders dat Cleminson met zijn 3e Bataljon zou proberen langs de zuidelijke route bij de Arnhemse verkeersbrug te komen. Op zo?n anderhalve kilometer voor de brug moesten ze terug. Doordat de rest van zijn bataljon een verkeerde afslag nam, werd Cleminson niet meer in de rug gedekt. Bovendien kreeg hij het bevel een ander bataljon in de strijd bij te staan. ?Jammer, want anders hadden we de brug zeker bereikt?, zegt hij met enige bitterheid in zijn stem.

Urquhart deed aan het front verwoede pogingen om bij de brug te komen. Met brigadegeneraal Lathbury en kapitein Taylor stak hij een straat over die onder hevig Duits vuur lag, waarbij Lathbury werd geraakt. Cleminson ging de drie officieren achterna om hen terug te brengen naar het Engelse kamp, maar zijn mannen volgden hem niet. Lathbury zei dat de anderen verder moesten gaan. Gedrie?n werden ze opgevangen door Antoon Derksen, aan de Zwarteweg nummer 14. Hij bracht hen naar de krappe zoldering, waar de fors gezette bevelhebber van de gehele operatie meer dan twaalf uur vast kwam te zitten.

Onder hen in de tuin settelde zich een Duits kanon, waardoor ze geen kant op konden. Cleminson: ?Urquhart wilde terug, maar ik vond dat zelfmoord. ?Wat vind jij ervan?? vroeg Urquhart aan Taylor. ?Ik steun James?, zei hij. ?Wel, dat is dan twee tegen een?, concludeerde Urquhart, die -ondanks dat hij onze meerdere was- zich hierbij neerlegde.? Na een aanval van de Engelsen, de volgende morgen, trok de Duitse post weg, waarop Cleminson en de twee anderen zich konden terugtrekken en Urquhart weer het bevel op zich kon nemen.

Ondertussen was de positie van de Engelsen verslechterd. De Duitsers konden hun verdediging steeds beter organiseren, daarbij ondersteund door zwaar geschut. De geallieerden werden steeds meer teruggedrongen in een ovaalvormig gebied rond de bossen van Oosterbeek boven de Rijn, de zogeheten perimeter. Cleminson en Dauncey kwamen allebei terecht in de oostelijke linie, Cleminson in het midden, zuidelijk van hem majoor Lonsdale, terwijl Dauncey het vlakke terrein naar de Rijn toe moest beheersen.

Strategisch hoekhuis

Het werden zware dagen. Dauncey vocht van woensdag tot en met het einde van de strijd met zijn van twaalf tot acht man uitdunnende groep in het zuidelijke deel van de Weverstraat in Oosterbeek. Dauncey veert op uit zijn gemakkelijke stoel om wat documentatie erbij te pakken. ?Ik overleefde de strijd in dit huis.? Hij toont een foto van na de gevechten, een fors, strategisch gelegen, zwaar beschadigd hoekhuis.

Donderdag 21 september deden de Duitse troepen met tanks een grote aanval vanuit Arnhem op de oostelijke sector van de perimeter. Doel was deze landtong af te sluiten van de bevrijdende rivier. ?We konden ze niet tegenhouden, maar je kunt geen slag met alleen tanks winnen?, aldus Dauncey. Zaterdags zagen zijn mannen verderop in een huis Duitsers bewegen. Moedig slopen Dauncey en de zijnen erop af en namen ze alle acht gevangen, een enorme opsteker voor de belegerde Britten.

De gevechten tussen de geallieerden en de Duitsers hadden iets weg van een kat-en-muisspel. ?Als de Duitsers schoten, deden ze dat op de ramen. Dan doken wij weer weg?, vertelt Dauncey, zijn enige functionerende oog glimmend van levenslust. ?En we moesten erg oppassen voor sluipschutters.?

Dat laatste ondervond de jonge luitenant aan den lijve. Zich bewust van de aanwezigheid van een sluipschutter speurde hij ?s zondags de omgeving af, maar de Duitser was eerder. ?Hij raakte een verwarmingsbuis naast me, waarvan een splinter afsprong en mijn linkeroog doorboorde. Een van m?n soldaten probeerde nog met lucifers de splinter eruit te halen, maar ik zei: Laat maar.? Dauncey kreeg later ook nog een kogel in zijn been, maar hij vocht gewoon door.

De aanvallen met tanks werden zondag en maandag met eenvoudige middelen afgeslagen. ?Op zondag gooiden we handgranaten. Ze werkten niet, maar toch reden de tanks terug.? Op maandag wierp Dauncey de voor hem onbekende Gammon-bom. Tijdens zijn terugtocht hoorde hij links van hem iets vallen. Nog voordat Dauncey zijn hoofd kon omdraaien -hij was blind aan het linkeroog- ontplofte de Duitse handgranaat. Een granaatscherf doorboorde zijn kin en brak zijn kaak aan beide kanten. Desondanks vocht de luitenant door. Voor deze moedige daden kreeg Dauncey een DSO, de op een na hoogste Engelse militaire onderscheiding, heel bijzonder voor een luitenant.

Geen penicilline

Ook Cleminson raakte gewond, aan zijn schouder. Beide gewonde militairen bleven achter tijdens de evacuatie, in de nacht van 25 op 26 september. Cleminson kwam terecht in een Duits gevangenenhospitaal bij Kessel, samen met onder anderen de zwaargewonde en gevangengenomen luitenant-kolonel Frost, die zijn gevechten bij de brug had moeten opgeven. Daar werden ze in april 1945 door Pattons troepen bevrijd. ?Mijn wond wilde maar niet genezen omdat de Duitsers geen penicilline kenden. Maar alle militairen werden prima behandeld.?

Dauncey werd samen met anderen naar het Ooglijdershospitaal in Utrecht overgebracht. ?Er waren zes mannen met vier goede ogen.? Daar kwam hij in contact met mevrouw Breuning, de Engelse vrouw van een Utrechtse hoogleraar medicijnen. Midden december was hij zo aangesterkt dat hij naar het militaire hospitaal in Utrecht werd overgebracht. Daar ontsnapte hij met majoor Gordon Cunningham, terwijl de Duitse soldaten aan het avondeten zaten. De twee Britten knoopten lakens aan elkaar en klommen over het prikkeldraad heen. ?Het enige dat we wisten, was dat de Breunings dicht bij de Engelse kerk in Utrecht woonden. Het was inmiddels spertijd. Bij het eerste huis waar we aanbelden, rende de man in paniek weg. Zijn vrouw was van een ander kaliber. Zij wees ons de weg naar de kerk. Bij het eerste huis daar deed Breuning zelf open.?

Die verborg beide Engelse militairen, verzorgde een Nederlandse pas. In het voorjaar ontsnapten ze op door Breuning gestolen fietsen naar de Betuwe, waar ze na verschillende omzwervingen in april in een lekkende boot over de Waal naar de geallieerde kant werden geroeid.

Nuchter

Beide Engelsen zijn nuchter over hun heldendaden. ?We deden gewoon onze job?, zeggen beiden. Sir Cleminson maakte na de oorlog carri?re als voorzitter van de British Overseas Trade Board, een organisatie die de export van Britse producten wil bevorderen. Vanwege zijn activiteiten werd hij in de adelstand verheven. Hij vindt de Operatie Market Garden duidelijk een brug te ver. ?Wij hadden technische problemen, de Duitse bevelhebber Model heeft briljant gevochten en de top maakte fouten. De corridor van het oprukkende leger was te smal, de aanvoerlijnen waren te lang, en de vier tanks hadden na het passeren van de brug bij Nijmegen verder moeten oprukken. Maar het l?ger moest door, niet vier tanks. Het was een onmogelijk plan. Wiens schuld het was? Van wie anders dan van Montgomery?? zegt hij overtuigd.

Dauncey -die in het leger bleef en het tot luitenant-kolonel schopte- en Cleminson raakten na de oorlog met elkaar bevriend en bezochten vele keren de Pelgrimage van de veteranen, de jaarlijkse herdenking van de Slag om Arnhem. Dauncey is ervan overtuigd dat hij geluk had dat hij de oorlog overleefde en duizenden anderen niet. ?Ik geloof in God, maar ik geloof dat ?k gewoon vooral erg veel geluk had. De gesneuvelden stemmen mij buitengewoon droevig. Ik zal me hen altijd blijven herinneren. Toch hebben we door deze slag de Nederlanders in die tijd hoop gegeven.?

Bron Reformatorisch dagblad