Over Bonhoeffer is natuurlijk veel bekend. Deze lutherse theoloog kwam al in de jaren dertig al denkend, prekend en schrijvend in verzet tegen de nazi-regering in Duitsland. Uiteindelijk werd hij vlak voor het eind van de Tweede Wereldoorlog in het kamp Buchenwald gefusilleerd. Zijn boeken ”Verzet en overgave” en ”Navolging” worden ook in Nederland nog steeds in brede kring gelezen.
V?clav Havel (geboren 1936) is bekend als president van Tsjechoslowakije (later alleen Tsjechië) van 1990 tot 2003, waarmee hij volgens sommigen de statuur van Nelson Mandela en Michaël Gorbatsjov heeft verdiend. In Nederland is echter nog niet eerder een bespreking verschenen van Havels filosofisch getinte werk uit de communistische periode, waarvoor hij ook regelmatig is opgesloten geweest.
Andrei Gabriel Pleºu (geboren 1948) is hoogstens bij een enkeling bekend omdat hij eind jaren negentig kort minister van Buitenlandse Zaken van Roemenië is geweest. Volgens Lamfers hebben de filosofische geschriften die Pleºu als dissident onder het communisme heeft geschreven, in Nederland nog geen aandacht gekregen.
Lamfers boek moet dus iets nieuws bieden en dat doet het ook. Alle lof daarvoor. Jammer is wel dat de schrijver te weinig ruimte neemt om zijn hoofdpersonen te introduceren. In een inleidend hoofdstukje geeft hij in ??n zin een typering van alledrie de mannen. Maar van Pleºu wordt bijvoorbeeld pas op bladzijde 130 in een evaluerend hoofdstuk gezegd dat hij in de jaren negentig minister van Cultuur en van Buitenlandse Zaken is geweest. Enkele alinea’s biografische informatie zouden wonderen hebben gedaan. Ook in de inhoudelijke bespreking maakt de schrijver te abrupte sprongen en veronderstelt hij teveel dat de lezer alle hoofdpersonen uit de kerk- en ideeëngeschiedenis paraat heeft.
Verborgene
De overeenkomst tussen de drie denkers is dat ze dissidenten waren in een onderdrukkend systeem. Bonhoeffer is uiteindelijk door de nazi’s gedood. Havel en Pleºu hebben het communisme overleefd en zijn beloond met de hoogste politieke ambten. De basis voor alledrie ligt echter in een weldoordachte analyse van de dictatuur. De aard van de nazi-dictatuur en die van de communisten verschillen volgens Lamfers nauwelijks van elkaar.
De ethische gedachten die het merg van het werk van de drie dissidenten zijn, zijn christelijk, stelt Lamfers (blz. 14). Ook bij Havel en Pleºu is het christendom de „voedingsbodem voor hun maatschappijkritische houding”, ook al is dat „meer in het verborgene” vanwege de bewust atheïstische maatschappij. Vooral bij Pleºu zou het christelijke element -net als het kritische- tussen de regels staan vanwege de strenge Roemeense censuur. Toch slaagt Lamfers er te weinig in het christelijke bij Havel en Pleºu te laten oplichten.
Het sterkste in het boek is de analyse van de dictatuur bij de drie denkers. De dictatuur wil de maatschappij veranderen vanuit een theoretische constructie en eist van individuele mensen zich daaraan aan te passen. De mens is er zo niet meer voor de ander (het ”Dasein-für-Andere” van Bonhoeffer), maar voor het systeem. De staat is geen gemeenschap meer, maar een machtsinstituut dat blinde gehoorzaamheid eist.
Vooral Bonhoeffer is erin geslaagd te beschrijven dat zo’n systeem de verantwoordelijkheid doodt. Het gebrek aan een goede leefregel wordt gecompenseerd door overvloedige regelgeving. Gehoorzaamheid is volgens Bonhoeffer echter iets anders dan het nakomen van verplichtingen opgelegd door de Führer, maar iets dat spontaan uit vrijheid opborrelt. Vrijheid is voor hem dan ook geen individualistische vrijblijvendheid, maar een vrijheid die in staat stelt om burger te zijn.
De dictatuur is ook een systeem dat de gemeenschap tussen mensen belemmert. Burgers zonderen zich af in het priv?-leven.
Havel heeft zich in zijn werk geconcentreerd op de „macht van de machtelozen”, die groter is dan de macht van de zogenaamde machtigen. „E?n persoon, die schijnbaar machteloos de waarheid durft te zeggen, is machtiger dan een heel machtssysteem”, zo vat Lamfers Havel samen (blz. 9).
Sterke nadruk legt Lamfers erop dat de drie dissidenten een situatie-ethiek voorstaan. Hij bedoelt dat eerst in concrete situaties blijkt hoe abstracte beginselen als verantwoordelijkheid en naastenliefde „creatief” moeten worden toegepast. In deze ethiek staat de vrucht meer centraal dan de deugd. De noodleugen hoeft zo ook niet tot een gewetensconflict te leiden, want daarmee dien je de waarheid. En de pacifist Bonhoeffer is zodoende ook voor de tirannenmoord op Hitler.
Duidelijk is dat Lamfers zich afzet tegen een „ethisch systeem.” Nergens beschrijft hij precies wat hij daarmee bedoelt. Wel zegt hij: „Principes, beginselen, absolute onveranderlijke, traditionele waarden beogen maar al te vaak belangen, invloed of macht van bepaalde personen of een bepaalde maatschappelijke klasse ten koste van de vrijheid of het welzijn van anderen veilig te stellen. (…) Situatie-ethiek beoogt er het beste van te maken en daarom het humanum, de kwaliteit van leven en de vrijheid voor zoveel mogelijk mensen veilig te stellen” (blz. 146-147).
Lamfers noemt wel een voorbeeld van een ethiek die door de orthodoxe kerk in Roemenië werd uitgegeven, maar die zich beperkte tot „tijdloze casuïstiek” zonder in te gaan op de echte problemen van die tijd, laat staan vanuit de theologie aan maatschappijkritiek te doen. Als daarvoor drie dikke delen nodig zijn, is dat inderdaad in meer opzichten een „dubbele ethiek.”
Maar is Lamfers dan ook tegen het sterk door scheppingsordeningen doortrokken denken van de neocalvinisten in het begin van de twintigste eeuw? Het waren in Nederland juist deze antirevolutionairen die -net als Bonhoeffer- doorhadden waar het nationaal-socialisme inging tegen het bijbels christendom.
Ook „het humanum” als ethische norm roept vragen op. Het dienen van de naaste is zeker een bijbels beginsel, maar een ethiek die daar in opgaat, heeft vaak geen oog voor de hogere eis van Gods wet. Ook Bonhoeffer wijst het geweten als kompas af, want dat „is niet de stem van God”, maar „de mens die over zichzelf nadenkt.”
Dit werkt ook door in wat Lamfers zegt over de abortus en homoseksualiteit, beide in het communistisch Roemenië verboden. De schrijver verwijt de Roemeense orthodoxe kerk in die kwesties niet meer tegengas aan het regime te hebben gegeven. Hij noemt dat „on-ethisch.” Lamfers had zich wellicht beter kunnen beperken tot te zeggen dat de Roemeense kerk te ver van het leven op straat afstond. Want de christelijke kerk van alle eeuwen heeft homoseksualiteit als onbijbels afgewezen en waarschijnlijk zag ook Bonhoeffer geen reden om dit op basis van medemenselijkheid te rechtvaardigen. Het is zeker mogelijk dat de Roemeense regering homo’s op een onjuiste manier behandelde, maar het bekritiseren daarvan is iets anders dan het loslaten van een klassiek bijbels standpunt.
Rustdag
Soms ontstaat het gevoel dat de schrijver de drie dissidenten geforceerd met elkaar -en mogelijk met zijn eigen visie- in overeenstemming brengt. Nergens ook uit Lamfers kritiek op de drie dissidenten of legt hij de vinger bij hun zwakheden.
Scherp zijn wel de actuele uitstapjes naar de West-Europese welvaartsmaatschappij, die onder een alternatieve dictatuur van consumptie leeft. Van de wekelijkse rustdag wil Lamfers zelfs een universeel mensenrecht maken. In dictaturen eist de staat de zondag op om zichzelf te laten aanbidden, in onze samenleving zijn het de reclame en de commercie die de lofprijzing van de Schepper stelen.
Lamfers’ boek laat zich niet gemakkelijk lezen en vraagt op veel punten grote filosofische voorkennis. Het biedt echter een interessante doorkijk in het dissidente denken over vrijheid, en dat blijft actueel.