Ik ben diep onder de indruk”, zegt Tamara Doechnova (73) via een tolk. Voor het eerst ziet ze het graf van haar broer Konstantin. Een witte, sobere steen.

Konstantin wilde tegen de Duitsers vechten, blikt Tamara terug. „Hij was zeventien jaar, eigenlijk te jong om in het leger te gaan. Toch meldde hij zich bij een militaire leerschool. Hij was heel erg patriottisch. Met andere soldaten stond hij op een groot plein in een rij. Wie wilde vechten, moest een stap naar voren doen. Dat deed Konstantin natuurlijk.”

Op 15 februari 1941 liet de jonge Konstantin voor de laatste keer thuis in Kamensk-Sjachtinski zijn gezicht zien. De Duitsers namen hem krijgsgevangen; in een militair hospitaal stierf de Russische soldaat kort na de oorlog aan tuberculose.

Niet alleen Tamara Doechnova vond vrijdag het oorlogsgraf van haar broer, de Russische vrouwen Nadesjda Oebivolkova en Valentina Skalatska zagen voor het eerst het graf van hun in de oorlog gesneuvelde vaders.

Dat de drie Russinnen zoveel jaar na dato de plek in ogenschouw kunnen nemen waar hun dierbaren liggen begraven, is voor een belangrijk deel toe te schrijven aan onderzoek van journalist Remco Reiding (26). De verslaggever van de Amersfoortse Courant, getrouwd met een Russin, speurt sinds een aantal jaren naar nabestaanden van de 865 Russen die ter aarde besteld zijn op het Ereveld in Leusden.

Tot dusver heeft Reiding zo’n twintig familieleden kunnen achterhalen. Drie jaar geleden kwam de eerste Russische nabestaande naar Leusden, vrijdag volgden -op kosten van een Amersfoortse rotaryclub- de drie vrouwen.

Toen Reiding in 1998 aan de slag ging bij de Amersfoortse Courant, werd hem gevraagd onderzoek te doen naar de Russische nabestaanden van de oorlogsslachtoffers. „Ik was eerder tijdens mijn journalistiekopleiding in het kader van een uitwisselingsprogramma in Rusland geweest en kwam enthousiast weer terug. Dus werd mij een oud idee voorgelegd: Probeer een van die stenen als het ware een gezicht te geven. Tot op dat moment was dat nog niet gelukt.”

Aanvankelijk zat het speurwerk in archieven op dood spoor, maar toen Reiding „een beetje op de bonnefooi” naar het Russische schiereiland De Krim reisde, wierp het zoekwerk vruchten af. „In ??n geval ging het heel makkelijk om een nabestaande te vinden. Een Rus die me hielp, hoefde maar een paar telefoontjes te plegen en ik kwam terecht bij een neef van iemand die hier in Leusden begraven ligt.”

Van de 865 Russen die begraven liggen op het Russisch Ereveld in Leusden, zijn er 101 afkomstig uit het nabijgelegen Kamp Amersfoort. Van hen werden 77 mensen gefusilleerd, de anderen bezweken als gevolg van uitputting of marteling. De meeste anderen, 691 Russen, lagen eerder begraven op het ereveld bij Margraten in Limburg. In 1947 zijn ze herbegraven in Leusden.

Enkele tientallen Russische soldaten die in Leusden liggen begraven, waren in dienst van de Duitsers. Op de tekst ”Aan de strijders van het Sowjetleger die omgekomen zijn in de worsteling met de Duitse overweldigers” op de tien meter hoge gedenkzuil op de begraafplaats valt dus wat af te dingen. Overigens behoren de drie soldaten die vrijdag door nabestaanden werden herdacht, niet tot de deserteurs.

Bij zijn onderzoek raakte Reiding ervan overtuigd dat op diverse grafstenen namen staan die niet overeenkomen met de werkelijke persoon. Autoriteiten namen zijn beweringen niet in dank af. Onomstotelijk bewijs voor Reidings gelijk of ongelijk is niet geleverd. Bij kleinschalige opgravingen werden geen identificatieplaatjes- of nummers gevonden die uitsluitsel zouden moeten geven over de begraven persoon.

Reiding wil er niet al te veel woorden aan vuil maken. „De autoriteiten, zoals de Russische ambassade, willen de zaak laten rusten. Ik heb een punt achter dat verhaal gezet.” In Rusland ligt het gevoelig wanneer een vermiste Russische soldaat als krijgsgevangene te boek staat, ervoer Reiding. „Stalin zag krijgsgevangenen als deserteurs, als overlopers. Alsof die mensen voor hun plezier krijgsgevangene werden. Ze ondergingen een afschuwelijke behandeling.”

Reiding ziet het opsporen van Russische nabestaanden als een „morele plicht.” „Het gaat niet om dode mensen, maar om levende nabestaanden. Nog altijd vragen mensen zich af waar hun vader of broer is gebleven.” Ook wil de verslaggever met zijn speurwerk en schrijverij de geschiedenis levend houden. „Als je een paar jaar geleden honderd Amersfoorters had gevraagd waar het Russische Ereveld ligt, hadden 99 het niet geweten, waaronder ikzelf. Nu is dat heel anders.