Winston S. Churchill jr. deelt de belangstelling voor militaire geschiedenis van zijn grootvader. In zijn appartement in de ambassadewijk in Londen hangt boven de bank een oud olieverfdoek met de Battle of Blenheim in 1704, een veldslag in de Spaanse Successieoorlog. Met behulp van de Nederlanden won de Engelse aanvoerder John Churchill, hertog van Marlborough, daar van Lodewijk de Veertiende. De hertog -over wie zijn late nazaat een biografie schreef- gebruikte in die slag twee pistolen van Franse makelij. Churchill jr. drukt ze zijn bezoekers in handen. ?Ik kan je niet garanderen dat er nooit geweld mee is gepleegd.?
Churchill bezit veel meer herinneringen aan zijn grootvader Winston Leonard Spencer Churchill (1874-1965). In de eerste plaats natuurlijk alle boeken die hij schreef, tezamen drie volle planken. Maar ook het schilderij dat hij maakte van de Rijn bij Straatsburg, waarin de kunstenaar zichzelf linksonderin ook een plaatsje toebedeelde. Verder zijn er familiefoto?s, waarop de verschillende generaties staan afgebeeld. Maar boven dit alles uit troont het levensgrote portret dat Churchill in 1917 van zich liet schilderen toen hij dacht dat zijn politieke loopbaan ten einde was. Zijn populariteit binnen regeringskringen wisselde sterk en kende nauwelijks een middenweg tussen diepe afkeer en innige affectie. Twee jaar geleden werd hij gekozen tot de grootste Brit aller tijden, iets wat Churchill wellicht zelf wel zou hebben ondersteund, maar niet altijd voor mogelijk had gehouden. Van de ongeveer 700 biografie?n die er over hem zijn verschenen, schreef hij in 1930 zelf de eerste.
Varken
Winston Churchill ontdekte pas later welke faam zijn grootvader had. Hij was vijf jaar toen de oorlog eindigde. Door de scheiding van zijn ouders bracht hij veel tijd door in het ?grootouderlijk zonlicht? op de buitenplaats Chartwell. ?Als ik opa daar hielp bij het afwerken van de muur om de groentetuin, zou ik gezegd hebben dat hij metselaar was.? Het meeste hoorde Churchill jr. daarom van zijn eigen vader. Ook kwam hij later uit de geschiedenisboeken veel te weten. ?Grootvader sprak weinig met mij over de oorlog. De eerste keer dat ik met hem over politiek sprak was in 1956 tijdens de Suezcrisis. Hij zei: ?Ik zou niet weten of ik de moed zou hebben om deze oorlog eerst te beginnen en ook niet om die halverwege te stoppen.? Mijn eigen vader sprak er meer over. Ik denk dat de generatie van mijn grootvader ons niet met de problemen van de oorlog wilde opzadelen.
Ik vroeg hem er ook niet naar. Hij was mijn opa. Ik was veel nieuwsgieriger naar wat we vandaag zouden doen. We keken naar de grote goudvissen in de vijvers die hij in de jaren dertig had aangelegd en bewonderden de zwarte zwanen die hij van de Australische regering kreeg. Daarna wandelden we naar de varkens. Hij hield van ze. Ze knorden naar hem en hij knorde terug. Ik weet nog wat hij tegen mij zei toen ik acht of negen was: ?Een hond kijkt tegen je op, een kat kijkt op je neer, maar een varken kijkt de mens in zijn ogen – en ziet zijn gelijke.? Ik had er in die tijd geen benul van dat hij parlementslid en oppositieleider was en dat hij tot drie uur ?s nachts werkte aan zijn oorlogsmemoires. Hij moest wel schrijven voor zijn inkomsten. Hij had altijd van de pen geleefd. Maar in de jaren dat hij tegen Hitler vocht, was er van schrijven niets gekomen. Bij de bevrijding was hij min of meer bankroet. Vrienden wisten ternauwernood te voorkomen dat hij Chartwell uit armoede moest verkopen.?
Het premierschap was in die tijd nog een ?gentleman?s job? waar ongeveer 5000 pond per jaar tegenover stond. ?Je bemoeide je pas met het reilen en zeilen van het land als je geld genoeg had om voor jezelf te zorgen. En?, zo geeft de kleinzoon toe, ?grootvader hield wel van zijn luxe levensstijl. Hij genoot van zijn cognac, zijn sigaren en zijn buitenhuis met personeel. Naast het geld van de schrijverij had hij niets om op terug te vallen. Na de oorlog publiceerde hij daarom behalve de oorlogsmemoires ook een historische beschrijving in vier delen van de Engelssprekende volken, waarvoor hij in 1953 de Nobelprijs voor de literatuur kreeg.? Churchill toont het zilveren boek dat zijn grootvader in Stockholm kreeg en dat hij aan de voet van het levensgrote portret bewaart. Sleutel
Het was niet toevallig dat grootvader Churchill zich boos maakte over de Suezcrisis, die voor een confrontatie met de Verenigde Staten zorgde. De opstelling van premier Anthony Eden, die hem in 1955 als premier was opgevolgd, botste volledig met Churchills visie op de Anglo-Amerikaanse relatie. ?Eden was te klein om in grootvaders schoenen te staan. De Suezcrisis verwoestte het Britse internationale zelfvertrouwen. Dat is pas begin jaren tachtig onder Margaret Thatcher tijdens de Falklandoorlog teruggewonnen.
De Anglo-Amerikaanse verhouding is steeds de sleutel tot het buitenlands beleid van mijn grootvader geweest. Samen konden de Britten en de Amerikanen alle tegenstand weerstaan. Als Amerika zich tussen de wereldoorlogen niet zo ge?soleerd had opgesteld maar een soort NAVO-bondgenootschap met ons was aangegaan, zou er nooit een Tweede Wereldoorlog zijn gekomen.? De Amerikaanse president Roosevelt hield tot de Japanse aanval op Pearl Harbor in december 1941 vast aan de neutrale positie. ?Mijn grootvader deelde Roosevelt op de avond van Pearl Harbor telefonisch mee dat hij de volgende dag in het Lagerhuis de oorlog zou verklaren aan Amerika?s vijand, Japan. Het was nu aan Roosevelt of hij ook de vijand van de Britten, Duitsland, de oorlog zou verklaren. Daarmee zette hij de president onder druk.
Toen Amerika ook in de oorlog was, wist mijn grootvader dat de oorlog eigenlijk was gewonnen. Overigens had hij al vrij kort na zijn aantreden als eerste minister op 10 mei 1940 de innerlijke overtuiging dat het Britse eiland stand zou houden. Mijn vader trof hem in juni 1940 ?s ochtends eens voor de scheerspiegel. Hij hield het mes even stil en zei: ?Ik denk dat er een uitweg is.? En na een korte stilte: ?Als we de Amerikanen er maar bij krijgen.? Zo realistisch was hij altijd. Achteraf denk ik dat hij te optimistisch was over de bereidheid van Roosevelt om zo ver van huis in een oorlog te stappen.? Omhelzing
De relatie met president Roosevelt was ?niet zo innig als grootvader wel had gewild?, zegt zijn kleinzoon. ?Als twee mensen elkaar omhelzen is er vaak ??n die zijn wang aanbiedt, maar er niet volledig in is betrokken. Zo was het ook tussen de Britten en de Amerikanen tot aan Pearl Harbor.
Naarmate de gezamenlijke strijd vorderde, verslechterde hun relatie weer. Roosevelt was behoorlijk ijdel en dacht in staat te zijn -buiten Churchill om- een speciale relatie met Stalin aan te gaan. Dat bracht weer spanning. Bij de aankomst in Jalta bijvoorbeeld kondigde Roosevelt al aan dat hij de Amerikaanse legers uit Europa zou terugtrekken, terwijl men op de conferentie zelf nog bij Stalin wilde afdwingen dat hij vrije verkiezingen in Roemeni? zou houden. Roosevelts belofte klonk Stalin natuurlijk als muziek in de oren.? Ook stond Roosevelt toe dat Stalin de Britse hulp aan Poolse verzetsstrijders blokkeerde. ?In de zomer van 1944 schreeuwden de Polen om munitie. Wij hadden die met parachutes kunnen afwerpen. Maar Stalin wilde dat niet. Churchill heeft Roosevelt gesmeekt samen Stalin te dreigen met het stopzetten van de hulptransporten naar Moermansk, maar Roosevelt accepteerde Stalins ?njet?. Op dit dieptepunt van de Anglo-Amerikaanse relatie werden de Polen in de steek gelaten. Dat was een bittere teleurstelling. Vergeet niet dat de schending van de soevereiniteit van Polen in september 1939 de reden was geweest waarom Groot-Brittanni? met Duitsland in oorlog was gekomen.?
Op de avond voor D-day kwam Churchills vrouw naar de kaartenkamer in de ambtswoning in Downing Street om de premier goedenacht te wensen. Hij was diep in gedachten en zei tegen zijn vrouw: ?Tegen de tijd dat jij wakker wordt, kunnen 20.000 jonge mannen dood zijn.? Uiteindelijk bleef het die eerste nacht bij 5000, zegt zijn kleinzoon. ?Het feit dat er zo veel levens bij betrokken waren, was natuurlijk wel zwaar voor hem. Maar hij schrok er niet voor terug belangrijke besluiten te nemen. Op 10 mei 1940 -de dag dat Hitlers leger Nederland, Belgi? en Frankrijk binnentrok- volgde hij de afgetreden Chamberlain op als premier. Op die avond zei hij: ?Ik voel dat mijn hele leven een voorbereiding is geweest om op dit uur van problemen tot mijn bestemming te komen.? Hij vond het moeilijk dat de invasie zo?n lange voorbereiding vroeg. Tegelijk wist hij dat een invasie met een leger dat er niet rijp voor was, fataal zou kunnen zijn. Daarom werd Hitler eerst in Noord-Afrika verslagen, omdat hij langs de Noordzeekust te sterk was. Op de dag voor D-day viel Rome. Het Britse leger was ook jarenlang verwaarloosd. Dit weekend houd ik een toespraak in de Verenigde Staten en daarin zeg ik dat het geen leger van beroepsmilitairen was dat aan de invasie deelnam. Het waren gewone burgers, van boeren tot winkeliers, die daar hun leven waagden.?
Steunbeer
Winston Churchill jr. is er ?sterk van overtuigd? dat zonder de onverzettelijke Churchill het hakenkruis over de Britse eilanden zou hebben gewapperd. ?Ik vrees dat Engeland zich binnen enkele maanden na mei 1940 onder het mom van een vredesverdrag aan Duitsland zou hebben overgegeven. Waarschijnlijk zou het nazi-rijk dan nu nog hebben bestaan. De overwinning van de Sovjet-Unie zou dan mogelijk zijn geweest. Voor mij is het de grote verdienste van Winston Churchill geweest om in een hopeloze situatie waarin we weinig wapens hadden, te zeggen: ?We zullen nooit opgeven.? Dat is ook de titel van mijn laatste boek waarin ik zijn beste redevoeringen heb gebundeld?, zegt Churchill, wijzend op de dikke pil op tafel met de titel: ?Never give in?. Toen president Roosevelt eens in een telegram aan Churchill zijn bezorgdheid uitte over de veiligheid van een afgesproken vergaderplaats, stuurde de Britse oorlogspremier volgens zijn eigen ?Memoires? in november 1943 het volgende antwoord: ?Zie Johannes, hoofdstuk XIV, vers 1 tot 4?, waar Jezus zijn discipelen zegt: ?Uw hart worde niet ontroerd.? Ook op andere plaatsen in zijn werk schrijft hij over Europa als het christelijke werelddeel. Toch was Churchill ?geen religieus man?, zegt zijn kleinzoon. ?Hij was wel gedoopt en lid van de Anglicaanse Kerk en geloofde ook in een soort vriendelijk goddelijk Wezen. Hij was echter geen pilaar in de kerk, maar zag zich meer als een steunbeer aan de buitenkant.
Dat hij soms godsdienstige toespelingen maakte in brieven aan Roosevelt, is misschien omdat de Amerikanen religieuzer zijn. Aan die kant van de oceaan is het aanroepen van de Almachtige veel belangrijker.?
Bron: Reformatorisch Dagblad