Enkele dagen later is het Anton Eduard Wolff, geneesheer van het
gouvernement, die na onderzoek rapport opmaakt. ‘De botten zijn over het
algemeen grijs tot donkergrijs gekleurd’, schrijft hij.

Een dossier dat eens toebehoorde aan het ministerie voor Overzeese Gebiedsdelen,
en is terug te vinden in het Nationaal Archief te Den Haag, bevat een
inventarislijst die door Wolff is samengesteld. Hij treft onder meer aan:

‘1 schedel met onderkaak
13 tanden
2 knieschijven
19 wervels min of meer beschadigd
hoofd- en baardharen
2 schouderbladen
resten van een paar schoenen.’

Maar, de gouvernementsgeneesheer ontdekt ook een stukje metaal dat, naar hij
noteert, ‘een projectiel uit een vuurwapen zou kunnen zijn’.

Laatste rustplaats
Het graf is de laatste rustplaats van ingenieur L. Raedt van Oldenbarneveldt
(47), tot het begin van de Tweede Wereldoorlog ook werkzaam voor het
gouvernement, zij het niet in Suriname maar in dat andere Nederlandse gewest,
Indi?. Hij, in 1934 toegetreden tot de NSB, in 1940 opgepakt, twee jaar later
per schip van Indi? naar de West gebracht en aldaar ge?nterneerd, wordt op de
avond van 6 november 1942 door Nederlandse mariniers koelbloedig vermoord. Het
gebeurt in het Fort Zeelandia.
Het tweede graf dat die 21e oktober 1949 wordt geopend, behoort toe aan Lodewijk
van Poelje (26), geen NSB’er, in Indi? toch opgepakt en verscheept naar
Suriname. Hij is luttele minuten na Raedt van Oldenbarneveldt zonder pardon
neergeschoten. Getuige de archieven gebeurt ook dat op last van een omstreden
kolonel, die het later in Indi? tot generaal-majoor zou schoppen, Johannes
Kroese Meyer. Voor bekenden ‘Jantje’ of ‘Hannibal’ Meyer.
Over deze Nederlandse oorlogsmisdaden in Suriname is eerder verhaald, vele jaren
geleden. Vervolgens verdwenen ze andermaal in de vergetelheid.
Met behulp van verschillende dossiers uit het Nationaal Archief, de literatuur,
oude krantenknipsels en aan de hand van een van de laatste nog levende getuigen,
Lo Hartog van Banda (87), volgt een herhaling van deze voor velen nog altijd
onbekende zwarte bladzijde.
Dodelijke schoten
Daarbij dient te worden aangetekend dat er nooit iemand is bestraft voor de
moorden op Raedt van Oldenbarnveldt en Van Poelje. Niet de mariniers Grift en
Verhoeven, die de dodelijke schoten lossen, hun superieur Meyer evenmin. Deze
laatste emigreert in 1949, het jaar dat in Suriname een onderzoek naar het kwaad
begint, naar de Verenigde Staten en heet daar ongrijpbaar. Kwade tongen beweren,
dat hij een tip heeft gekregen over naderend onheil. Bewijzen daarvoor
ontbreken.
Omdat de hoofdverantwoordelijke gevlogen is, wil de Nederlandse justitie er
begin jaren ’50 niet aan om andere betrokkenen wel te straffen.
Flegmatiek
In zijn flat in Den Haag vertelt Lo Hartog van Banda, indertijd met de
slachtoffers ge?nterneerd in Suriname, uren lang. Slechts op twee momenten moet
de flegmatieke tachtiger slikken en houdt de emotie hem even gevangen: als hij,
tijdens een zijsprong, praat over de dood van zijn moeder en als hij het heeft
over de executie van Raedt van Oldenbarneveldt en Van Poelje. ?Het was een
schande, een misdaad", zegt hij dan zacht.
Hartog van Banda heeft zijn herinneringen zorgvuldig geconserveerd. Na de oorlog
arriveert hij in Nederland en bouwt hier een succesvol bestaan op in de strip-
en televisiewereld. Hij werkt lange jaren in de studio van Marten Toonder,
bedenkt en schrijft later onder meer de succesvolle tv-serie Ti -Ta-Tovenaar.

?Tijdens perioden van eenzame opsluiting leerde ik mijn gedachten ordenen en
mijn fantasie leiden. Dat is me later zeer van pas gekomen."
Hartog van Banda was evenmin als Van Poelje lid van de NSB. Nog geen 100 van de
146 gevangenen die op 21 januari 1942 na bijna twee jaar van internering in
Indi? naar de West worden verscheept, zijn aan die beweging gelieerd.
Onzuiver
In deel 11 van ‘Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog’
constateert Lou de Jong dat bij de Duitse inval in Nederland in de verre Oost
direct een onzuivere afrekening begint. ?Dat bij het oppakken van de ‘NSB’ers’
in Indi? in mei ’40 angst een rol heeft gespeeld, is duidelijk; eveneens dat er
sprake is geweest van grove willekeur. Men nam maatregelen tegen een Vijfde
Colonne die in werkelijkheid niet bestond."

De NSB heeft in Indi? sowieso een veel minder kwalijk, vooral anti-Japans,
karakter dan in het moederland.

De Nederlandse militair J. Stulemeyer, een rouwdouwer die op Java dient, wordt
ingerekend omdat hij laatdunkend spreekt over de vlucht van koningin en regering
naar Londen. Het ‘landverraad’ dringt via een geopend keukenraam door tot een
buurman, die hem aangeeft.
Een ander, de tot Nederlander genaturaliseerde Oostenrijker Rolf Breier, wordt
met zijn vader en broer gepakt. Waarschijnlijk omdat het gezin wel eens een
brief heeft gekregen uit het vroegere vaderland, voorzien van een postzegel met
de beeltenis van Adolf Hitler.
Lo Hartog van Banda, die zich in Indi? inspant voor een verbetering van het lot
van de autochtone bevolking, behoort tot de anti-kolonialen die worden
ingerekend.

Lo Hartog van Banda

Op 4 november 1916 als Lodewijk Hartog van Banda geboren in Den Haag als zoon
van een Ambonese vader.
Hij volgde in Den Haag de tekenacademie, maar trok midden jaren ’30 van de
vorige eeuw in een tijd van werkloosheid naar het toenmalige Indi?.
In 1940 werd hij op Java gearresteerd en gevangen gezet als ‘anti-koloniaal’;
hij was opgekomen voor de inlandse bevolking en kreeg het stempel communist.
Met 145 andere van de ‘meest staatsgevaarlijke individuen’ in Indi? werd hij in
januari 1942 op transport gesteld naar die andere kolonie, Suriname.
In het gevangenkamp Jodensavanne was hij betrokken bij een ontsnappingspoging;
twee van zijn mede-gevangenen werden vermoord.
In juli 1946 werd hij vrijgelaten. Hij kwam naar Nederland en ontwikkelde zich
hier als een vooraanstaand schrijver van stripverhalen. In 1975 kreeg hij de
Stripschapsprijs.
Hartog van Banda werkte in de studio’s van Marten Toonder (Ollie B. Bommel),
later bij het tijdschrift Pep. Met Dick Matena maakte hij De Argonautjes, in de
jaren ’80 schreef hij ook drie Lucky Luke-albums, getekend door Morris (wiens
partner Goscinny was overleden).
Hij schreef ook kinderseries voor televisie. De bekendste waren De Bereboot en
Ti-Ta-Tovenaar. Van die laatste succesvolle serie heeft Hartog van Banda
inmiddels een musical-versie gemaakt.

Rolf Breier

Op 26 november 1923 geboren op Sumatra als zoon van een tot Nederlander
genaturaliseerde Oostenrijker. Vader Rudolf was gevangenisdirecteur.
Zijn moeder Vera keerde enkele jaren voor de oorlog terug naar Wenen en
onderhield vandaar uit het contact met haar gezin.
Rolf Breier werd na de Duitse inval in Nederland in mei 1940 op 16-jarige
leeftijd samen met zijn twee jaar oudere broer Harald en zijn vader opgepakt,
ge?nterneerd en later naar Suriname verscheept. Geen van de drie Breiers was lid
van de Indische NSB.
Alle drie overleefden ze de oorlog. Pas in 1946 konden ze het contact met Vera
Breier herstellen. Zij hoorde toen dat haar echtgenoot en twee zoons nog in
leven waren.
Rolf Breier werd na de oorlog opgevangen door onder meer het Leger des Heils.
Hij volgde de kunstacademie in Amsterdam, daarna nog opleidingen in Parijs en
Wenen. Werkte in die laatste stad als ontwerper en graficus.
Verhuisde in 1975 naar het Noord-Duitse Kiel waar hij als wetenschappelijk
tekenaar in dienst trad van de universiteit.


Bron: Brabants Dagblad