“Zaterdag 14 Oct’44, Zondag 15 Oct’44
Vanmiddag naar den Haag vertrokken. Prachtig weer onderweg gehad en in anderhalf uur naar Delft gelopen. Om half 6 in Wassenaar. In de tram naar den Haag ontmoette ik nog een oude dame die uit Arnhem kwam lopen. Ze was alles kwijt. Oosterbeek moet met de grond gelijk zijn. In Den Haag en Wassenaar was de toestand ook erg. Aardappelen zijn er niet. De mensen eten van de gaarkeuken en krijgen maar ½ liter. Gas is er helemaal niet meer en electriciteit om zeven uur pas. Alle bomen worden door de mensen omgehakt. Het is een wanhopig gezicht al die stoppeltjes. In Wassenaar was het allergezelligst. Nog reuze goed te eten. Om vier uur ben ik vertrokken. Het was pest weer en voor ik Delft uitging regende het en het was in no time donker. Om bij achten was ik thuis doornat en verpieterd. Toen ik in het gesticht arriveerde heb ik mijn hand heel erg opengehaald aan de verduistering. “
Veel namen worden in dit dagboek genoemd.