Het Instituut Collectie Nederland (ICN) bevestigt dat het vorige week een vertrouwelijke brief over de claim naar de betrokken museumdirecties heeft geschreven. Het instituut beheert de kunstwerken die na de Tweede Wereldoorlog in staatsbezit zijn gekomen. Tot de geclaimde werken behoren schilderijen die in het Museum De Lakenhal in Leiden en in het Frans Halsmuseum in Haarlem hangen.

Vorig jaar kregen de erfgenamen van de Joodse kunsthandelaar Goudstikker 202 door de nazi’s geroofde schilderijen terug. Die waren na de oorlog in Nederlands bezit gekomen. De museumwereld vreest dat de teruggave van de Goudstikker–collectie tot veel nieuwe claims zal leiden.

Minister Ronald Plasterk (Cultuur) heeft de Restitutiecommissie om advies gevraagd. Het onderzoek van de commissie naar de herkomst van de schilderijen kan maanden duren. Bij het Museum De Lakenhal gaat het om zeven schilderijen, waaronder werk van Gerrit Dou, Nicolaes Berchem en Jacob Ruysdael. Vijf schilderijen uit het Frans Hals Museum worden geclaimd, het museum wil niet zeggen welke dat zijn.

Kunsthandelaar Nathan Katz verkocht in 1940 een groot aantal werken aan Alois Miedl, die kunst voor het Führer–museum moest verzamelen. Na de oorlog werden ze door de Stichting Nederlands Kunstbezit teruggehaald naar Nederland. Katz vluchtte in 1941 naar Zwitserland. Hij overleefde de oorlog.

Na de bevrijding kwamen Katz en zijn broer Benjamin in opspraak, nadat zij een onjuiste claim voor 28 zeventiende–eeuwse meesterwerken hadden ingediend bij de Stichting Nederlands Kunstbezit. Deze organisatie had tot taak de door de nazi’s gestolen kunstwerken bij de eigenaren terug te bezorgen.
bron: www.reformatorischdagblad.nl