In Heeten, gemeente Raalte, zijn nog maar weinig mensen te vinden die van nabij iets van de gebeurtenissen in het bijzondere kamp hebben meegemaakt. Jozef Kerkvliet emigreerde rond 1960 naar Australi? en is inmiddels overleden. Ook zijn broer Kees, tijdens de bezetting eveneens werkzaam in het verzet, leeft niet meer. Zijn weduwe zegt weinig van het kamp te weten. ?We zijn na de oorlog getrouwd. Ik heb die periode dus niet meegemaakt. Mijn man wilde er nooit veel over zeggen. Hij deed het verzetswerk omdat het op zijn weg kwam, maar wilde er niet om worden ge?erd.?

Stafleden van het kamp waren vier vrijgezelle mannen in de leeftijd van 21 tot 26 jaar: Jef van Rheden (commandant), Ben Strik, Jan Weenink en Joop Traag. Zij kwamen allen als onderduikers in Salland terecht, waar ze actief werden in het verzet. De summiere gegevens die de commandant na de oorlog over het kamp vastlegde, zijn ondergebracht bij de Sectie Krijgsgeschiedenis van de Koninklijke Landmacht. Het memorandum vormde een belangrijke bron voor journalist M. van Amerongen, die in 1979 het boek ?De ongelooflijke geschiedenis van het krijgsgevangenkamp Prins Bernhard? publiceerde, en Jan Woolderink, die in ?Raalte in oorlogstijd? een hoofdstuk aan het kamp wijdde.

Rijksduitser

In het laatste oorlogsjaar wendde een gedeserteerde Rijksduitser uit Hengelo zich tot het Sallandse verzet met de vraag om onderdak. In dezelfde periode klopten enkele Duitse militairen die van een trein gesprongen waren daar aan om hulp. Ze wilden onderduiken omdat ze zeker doodgeschoten zouden worden als ze werden opgepakt. Op de boerderij van Kerkvliet vonden ze uiteindelijk onderdak. De doelstelling van het krijgsgevangenenkamp was in de eerste plaats er tijdelijk leden van vijandelijke legers vast te houden. Verder werd de boerderij onder meer gebruikt als doorgangshuis voor onderduikers en opvangadres voor geallieerde vliegers en paratroepers.

Over het aantal krijgsgevangenen dat er verbleef, spraken de stafleden elkaar na de oorlog tegen. De een had het over zestien, terwijl een andere meldde dat het er zeker dertig waren geweest. Behalve om Duitsers ging het om Italianen en Oostenrijkers die aan Duitse zijde hadden gevochten. De gevangenen werkten overdag op het land en werden bewaakt door vrijwilligers en onderduikers van boerderijen uit de omgeving. In december 1944 drong het bericht tot de boerderij door dat de Gestapo in de omgeving actief was. Het kamp werd ontmanteld en de deserteurs werden elders ondergebracht. Het gezin Kerkvliet, dat op dat moment drie kinderen telde, moest ook onderduiken.

Na de oorlog werden in het gezin Kerkvliet nog zeven kinderen geboren. Vanuit het Australische Queensland vertelt de oudste zoon, Jan Kerkvliet, dat hij in 1943 op de boerderij in Heeten ter wereld kwam. Na de oorlog hoorde hij van zijn vader verhalen over het krijgsgevangenenkamp dat op diens erf een plek had. In de beginjaren kwamen er nog volgens hem jaarlijks mensen op bezoek die erbij betrokken waren geweest.

Wat bewoog landbouwer Kerkvliet om ruimte voor het kamp ter beschikking te stellen? Zijn zoon: ?Een politieman die ook bij de ondergrondse werkte, vroeg vader of het mogelijk was bij de boerderij dat kamp te maken. Vader wilde helpen. Het was gevaarlijk, maar alles was in die tijd gevaarlijk. Ik geloof niet dat mijn vader erg bang was. Moeder was veel banger.?

Te veel risico

Jan Tielbeek (85) was commandant van een van de vijf verzetsgroepen die indertijd in de gemeente Raalte actief waren. Hij hoorde pas in een vrij laat stadium van de activiteiten rond de boerderij van Kerkvliet. Over het werk van de vier mannen die daar de touwtjes in handen hadden, is hij niet onverdeeld positief. ?Wij waren er helemaal niet gelukkig mee. Het waren aardige mensen van goede wil, maar ze namen te veel risico. Soms reden ze gewoon op een motor door Raalte. Ze waren overmoedig.? Van Amerongen spreekt in zijn publicatie eveneens over ?jongensboekenbravoure.? Na de oorlog zouden de heldendaden deels ook wat zijn opgeklopt.

?Toen het verraad kwam, werden wij met het zaakje opgezadeld?, blikt Tielbeek terug. Zes gedeserteerde militairen moesten 10 kilometer verderop worden ondergebracht in villa Bloemenbosch in Luttenberg. Onder anderen Tielbeek werd ingeschakeld om de mannen daarheen te brengen. ?De Duitsers die in Bloemenbosch zaten, zijn korte tijd later door de SD opgepakt en voorzover ik weet uiteindelijk gefusilleerd. Anderen zijn als ?gewone? onderduikers op verschillende plaatsen ondergebracht. Ze zouden na de Bevrijding aan het wettig gezag worden overgedragen, maar geen van hen heeft dat afgewacht. Bij de Bevrijding waren ze allemaal vertrokken.?

Priester

Over de motivatie van de toenmalige stafleden van het kamp kan Tielbeek weinig zeggen. ?Ze wilden weerstand bieden tegen de Duitsers. Voor de rest was het een samenloop van omstandigheden.? Wat volgens de oud-verzetsman meespeelde, was een optimistische inschatting van het naderende einde van de oorlog. Geruchten wezen erop dat de Bevrijding nabij was.

?Als ze geweten hadden dat de oorlog nog meer dan een halfjaar zou duren, waren ze er zeker niet aan begonnen?, zegt Tielbeek. Het feit dat de vier mannen allen vrijgezel waren, verklaart volgens hem mede hun soms overmoedige gedrag. ?Als je niet getrouwd bent, durf je over het algemeen wat meer risico te nemen dan wanneer je een gezin achter je hebt staan.?

Staflid Ben Strik had in het kamp de functie van geestelijk verzorger. Hij was in Salland ondergedoken, nadat hij was vrijgelaten uit Kamp Vught maar dreigde te moeten gaan werken in de munitiefabrieken van Karlsruhe. In Heeten zou Strik volgens Tielbeek gezegd hebben: ?Als we hier zonder kleerscheuren afkomen, dan word ik priester.? Na de oorlog ging hij als missionaris naar Brazili?, maar hij zou niet zijn leven lang priester blijven. ?Uiteindelijk is hij uitgetreden, naar Nederland teruggekeerd en getrouwd.?

Bron Reformatorisch Dagblad