Een maand voor de bevrijding stierf de oudere zus van Anne Frank in concentratiekamp Bergen-Belsen aan de daar heersende tyfus. „Je blijft je afvragen waarom mensen elkaar zulke dingen aandoen”, zegt Mali. De Leusdense journaliste zat in dezelfde lagereschoolklas als Margot. Toch praatte ze daar nooit over na de oorlog. Mali: „Omdat het me tegenstaat dat na het verschijnen van Annes dagboek ik weet niet wie allemaal als vriendinnetje bij de Franks thuis leken te zijn gekomen, spreek ik er met niemand over dat Margot en ik bij elkaar in de klas hebben gezeten. Het schurken tegen bekendheid aan vervult me met weerzin. Ik zou best contact met Margootjes vader willen om samen met hem herinneringen aan haar op te halen, maar slaag er niet in de weerzin tegen het ”Kijk mij nou goed met de Franks geweest zijn!” te overwinnen.”

In 1970 trekt Mali de stoute schoenen aan en schrijft een brief naar Birsfelden in Zwitserland, waar Otto Frank op dat moment woont. Vader Frank schrijft dan over zijn dochter: „Daardoor dat Anne door haar dagboek in brede kring bekend is geworden, komt de nagedachtenis van Margot altijd tekort, maar natuurlijk niet in mijn gevoel.

Daarom is het voor mij een troost als ik zie dat ook Margootje in de gedachtes van haar vroegere vriendinnen voorleeft.”

Korte tijd later ontmoet Mali Frank. „Hier zit ik tegenover de vader van Margootje die als enige van zijn gezin het Duitse concentratiekamp heeft overleefd. Ik wil zijn hand vasthouden. Elk woord schiet tekort. Ik voel me machteloos. We spreken over Margootje, en kijken elkaar hulpeloos aan.”

Bron: www.refdag.nl