Aan de zaligverklaarde priester Karl Leisner, verbannen na een verzuchting? Aan zijn kleindochtertje, die in de stille koepel van het Bevrijdingsmuseum langs duizend doden drentelt en daarna een boodschap aan de boom van vrede hangt? Haas is sinds een aantal maanden gids in het museum in Groesbeek. Een Duitse getuige in het heuvellandschap ten zuiden van Nijmegen. Een vat vol verhalen.
Walter Haas houdt van Nederland, maar onderging veertig jaar geleden dezelfde bejegening als zoveel Duitsers. ,,Smerige rotmoffen”, voegde een jongen hem en zijn gezin toe aan het strand van Katwijk. De volgende dagen was het echter ,,Goedemorgen meneer”, want Haas had zich verdedigd: ,,Mijn kinderen zijn mensen, geen moffen.” Haas zal die strijd nooit opgeven.
Hij woont al zijn hele leven in Kleef, net over de grens bij Nijmegen. Walter groeide op als jongste in een gezin met acht kinderen, het rooms-katholieke geloof in de harten verzonken. E?n van zijn zussen koos voor stilte bij God en werd non in een Nederlands klooster. Hij bezocht haar wel eens voor een paar dagen. In die tijd had het kruis in het klaslokaal van zijn school al plaatsgemaakt voor een portret van Hitler. In de Nederlandse scholen hing Wilhelmina’s foto. ,,Nederland en de Nederlanders waren zo anders, de twee culturen verschilden totaal.” Haas wijst erop dat Nederland in de zeventiende eeuw de rijkste staat van Europa was en zich sindsdien, los van het Duitse rijk, zelfstandig heeft kunnen ontwikkelen.
Nog altijd kijkt hij liever naar Nederland als baken tegen fascisme en intolerantie dan naar Duitsland. Hij geniet van de Hollandse mentaliteit en waardeert de directe bejegening. En van schijntolerantie – onder een waas van mooie woorden zegeviert zelfzucht – neemt hij niets waar.
Gestapo
Walter Haas heeft een hekel aan autoriteiten, vooral als die hun macht niet aanwenden om het goede voor mensen te zoeken. Eens moest hij voor zijn werk voor de Duitse PTT honderd kilometer reizen om een verhaal aan te horen over prestatiebeloning. Het idee was gebaseerd op willekeur en het stoorde hem dat zijn meerdere daarover zo gewichtig deed. ,,Man, morgen kun je dood zijn, net zoals het verkeersslachtoffer dat ik vanmorgen zag.” Geen blabla in een lijdende wereld.
De vrijpostigheid tegenover mannen van onrecht kenmerkte de familie. Die verzette zich tegen de nazi’s. ,,Mijn vader werkte ook bij de PTT. Daar hield hij brieven van en aan Joden achter, om ze op onbewaakte ogenblikken toch af te stempelen en in de postzakken te doen. Dat mocht niet, Jodenbrieven moesten langs de SS. Mijn zus werkte in en tassenzaak. Er kwam een Jood binnen, een ster op z’n jas. Hij had te horen gekregen dat hij naar het concentratiekamp in Auschwitz moest en vroeg om een koffer voor zijn spullen. Een nazi die erbij stond, waarschuwde: ‘Je mag die Jood niets geven’. Mijn zus fluisterde de man toe die avond terug te komen. Ze overlegde met haar baas en gaf de Jood bij het vallen van de nacht een koffer mee. Daar kon hij mooi zijn spulletjes in doen op reis naar Auschwitz.”
Er waren meer goede Duitsers in de streek, maar de familie Haas was eigenzinniger, dwarser, gedurfder. En gedreven door christelijke overtuiging. Het gezin laadde een verdenking op zich en kreeg de Gestapo op bezoek, op zoek naar verboden lectuur. Leren jas aan, pet over de ogen, sterke strakke laarzen op de trap. Alle kleren, zo keurig op stapeltjes gestreken, uit de kast rukkend zonder iets te vinden. ,,Mijn moeder, een propere vrouw, zag het aan, liet een onbestemde dreiging aanzwellen en waarschuwde de leren jassen: Als jullie niet alles precies zo terugleggen als het lag, smijt ik jullie met de kop naar beneden de trap af. Dat werkte. Ze zakten door hun knieën en vouwden alles netjes op.”
Walter Haas lacht een oude lach en herinnert zich hoe de Gestapo beneden nog eens werd uitgedaagd omdat zijn broer een portretje van Hitler tevoorschijn had gehaald, had opgehangen met daaraan een mirtenkransje van de eerste communie. Het was een belediging voor de Führer en een buitenkansje voor de Gestapo-baas om zijn eigenwaarde te herwinnen. Zijn woede omklemde de kamer.
Een Nederlander uit Nijmegen, Willy Lucassen, was door de Duitsers tewerkgesteld in Kleef. Doordeweeks sliep hij bij de familie Haas in huis. In het weekend fietste hij terug naar Nijmegen. M?t verhalen over het verloop van de oorlog. In Nederland was radiobezit verboden, in Kleef zaten Lucassen en de familie Haas aan de radio gekluisterd om te luisteren naar de geallieerde kant van het oorlogsverhaal. Stiekem.
Vier zoons
Op het partijcongres van de nationaal-socialisten in Kleef werd over ‘die Haas’ gesproken. Het maakte Walters ouders voorzichtiger. Ze bleven echter ongrijpbaar. Werden ze aangepakt, dan verweerde vader Haas zich: ,,Wat willen jullie nou? Ik heb vier zoons die in de oorlog voor Duitsland vechten, jullie geen!” Dan dropen de laarzen weer af.
Het verscheurde het gezin, in verzet tegen de nazi’s leven, terwijl de jongens noodgedwongen meevochten. Walter Haas was twaalf toen de broer die in Afrika vocht even op verlof was, in 1942. Ze discussieerden over het verloop van de strijd. ,,’De oorlog is verloren’, zei mijn vader. Dat beangstigde mijn broer. Hij wilde niet meer naar het front. ‘Je moet gaan’, sprak mijn vader, ‘al vind ik het verschrikkelijk’. Was mijn broer niet gegaan, dan zou hij de volgende dag zijn doodgeschoten.”
Tijdens een ronde door het Bevrijdingsmuseum staat Walter Haas stil bij een overzicht van aantallen slachtoffers per land. De meeste doden van de Tweede Wereldoorlog waren Russen. Een andere broer, die aan het Oostfront vocht, zag ze sneuvelen. De Russen hadden, anders dan de Amerikanen, geen materieel. Een linie soldaten werd gedood door de Duitsers, waarna de volgende linie klaarstond. Zo moest Walters broer langs lijken gaan. In 1943 keerde hij even terug. ,,Nu is het echt verloren”, vertrouwde hij zijn vader toe. ,,Jongen”, zei vader Haas, ,,doe het maar zo dat je het overleeft.”
Dat lukte uiteindelijk alle vier broers. Walter zelf was nog net geen vijftien, en hoefde niet het leger in.
Priester
‘Goede Duitsers’ leefden een verwrongen bestaan in de oorlogsjaren. De oudste broer die moest vechten voor Hitler was getrouwd met Elisabeth Leisner. Zij was de zus van Karl Leisner. Karl Leisner wordt wel vergeleken met de Nederlandse priester Titus Brandsma, die zijn verzet tegen de Duitsers moest bekopen met deportatie naar Dachau, waar hij stierf.
Karl Leisner had de ideologie van Hitler leren kennen nadat hij als achttienjarige theologiestudent was opgeroepen voor de Arbeitseinsatz, de maatschappelijke dienstplicht die de nazi’s in het leven hadden geroepen. Militairen met een schep, niet met een geweer. Die periode vormde zijn verzet.
Na afloop hervatte hij zijn studie aan de theologische faculteit in Freiburg. Hij kreeg echter een longziekte en belandde in een sanatorium in de Eifel, om te rusten en de lucht in te ademen. Op een ochtend in 1938 las hij in de krant dat een aanslag op Hitler mislukt was. ,,Jammer”, zei hij halfluid. Een kamergenoot ving dat op en twee uur later stonden SS’ers aan zijn bed om hem mee te nemen. De diaken – een trede op weg naar het priesterambt – werd uiteindelijk naar Dachau gebracht.
De diepgelovige Leisner bleef er ook in het concentratiekamp naar verlangen priester te worden. In 1943 belandde een Franse kardinaal in Dachau. Zou deze kardinaal hem tot priester mogen wijden? Briefjes werden heen en weer gesmokkeld naar de kardinaal van München, en nadat deze toestemming gaf dat de Fransman Leisner mocht wijden, kwam de smokkel van hostie, olie e.d. op gang, die nodig waren voor de plechtigheid. Leisner stierf kort na de bevrijding van Dachau. Zijn zwager had al die jaren noodgedwongen gevochten voor de onderdrukkers van de priester.
Angst
De rooms en evangelisch-luthers geöriënteerde streek achter Nijmegen, met steden als Kleef en Xanten, was niet nazi-gezind maar kreeg het zwaar te verduren tijdens de Krieg am Niederrhein, de door de geallieerden geplande opmars naar Duitsland die begon met zware bombardementen op enkele steden over de grens.
Walter Haas maakte vier geallieerde bombardementen mee, tweemaal in Keulen, in Kleef en in Xanten. Hij herinnerde zich hoe hij eenmaal werd gewekt, in zijn onderbroek naar beneden ging, daar kleren kreeg aangereikt die hij in de haast ook weer kwijt was toen hij de schuilkelder bereikte. De Engelsen gebruikten luchtmijnen. Die vernietigden bebouwing, maar lieten straten intact. Na afloop van het bombardement begon hij te lopen, slechts gekleed in een broek en een hemd. Na vijf kilometer op blote voeten in de sneeuw bereikte hij een huis waar mensen voor hem open deden. Hij zag er vreselijk uit, werd gewassen, in warme kleren gestoken en begon te trillen als een espenblad. ,,Twee mensen hielden me in bedwang, maar mijn lichaam kwam niet tot bedaren.”
De angst nam hij zijn leven lang mee. ,,De schrik van ongelukken, het geluid van vliegtuigen, smalle, donkere ruimtes – ze brengen de herinneringen aan toen boven.” Het lijkt bijna het enige dat sterker is dan Walter Haas. En het is nog niet eens angst voor de dood. ,,Daarvoor ben ik niet bang. Alleen h?e ik zal sterven, kan me benauwen. Je kunt zo doodvallen of je kunt een lang ziekbed krijgen. Ik bid er wel voor dat het niet lang zal duren.”
Goede mensen
De ouders van Walter Haas waren zeer gelovig. ,,Gelovig vanuit hun hart. Het gaat om mensen, zei mijn vader altijd. Niet om ideologieën. Daarvan leef ik nu nog. Ik neem herinneringen aan hun houding mee en geef daarvan iets door. Met mijn vijf zonen was ik in Zuid-Duitsland op vakantie. Ik kondigde aan dat ik het concentratiekamp Dachau wilde bezoeken. Ze gingen mee, en ze hebben het begrepen. Nog altijd discussiëren we erover. Helaas hebben niet veel Duitsers die houding. Slechts weinigen in mijn land hebben vrijwillig een concentratiekamp bezocht. Ik geloof niet in collectieve Duitse schuld, wel in collectieve schaamte. Ik schaam me voor het nazi-verleden van het Duitse volk.”
Haas jaagt de vrede na. ,,Voor mij is het christendom: keer de andere wang toe, heb je naaste lief als jezelf. Er is zoveel dat de christelijke waarheid uitdrukt, al hebben de christenen zelf dat vaak gelogenstraft. Mensen hebben een verlangen naar vrede. Je ziet zelfs in andere religies dat dat de diepste drijfveer van mensen is. Ik kan het geloof van anderen niet beoordelen. Ik kan alleen van mij zelf zeggen dat het geloof in God mij drijft.”
Maar wat Haas betreft kan het evengoed op andere gronden. Hij leest in de Bijbel dat je onenigheid moet bijleggen ‘voordat je naar het altaar gaat’. Tegelijk schat hij in dat dat voor de meeste mensen een grondprincipe is. ,,Ieder wil toch vrede in zijn familie?” Alle ellende van de oorlog kan hem niet het vertrouwen in de goede mens ontnemen, of ze nu wel of niet geloven. ,,En voor mezelf weet ik dat er meer is. Gisteren nog sprak ik een ongelovige die in een verpleeghuis werkt. Hij vertelde me dat het hem opviel dat als de mens sterft ‘iets het lichaam verlaat’. Zie je wel, dacht ik.”
Getuigen
Haas leeft zijn leven, wil mensen helpen, maar niet een voorbeeld zijn. Ook niet als gids tussen de negentig andere vrijwilligers in het Bevrijdingsmuseum. Daar wil hij vooral een levende getuige zijn, die ook de Duitse kant van de bevrijding van binnenuit kent. ,,Ook wij zijn bevrijd van het fascisme. De eerste dagen na de bevrijding zaten we met 26.000 bewoners uit de regio in een kamp. Het was daar goed. Er was geen angst meer, je hoorde geen vliegtuigen en de bombardementen waren gestopt. We hadden alleen niets te eten, maar dat gaf toen niet.”
Zijn ervaringskennis was voor directeur Wiel Lenders van het museum een van de redenen om de Duitse streekgenoot als gids te vragen. Lenders’ museum heeft het afgelopen jaar een vernieuwing ondergaan. Het richt zich nadrukkelijker dan voorheen op Duitse bewoners in de grensstreek.Daarin past de komst van Walter Haas. Toch is het meer dan een slimme zet. Haas is een vleesgeworden bruggenbouwer, die al heel lang meedraait in de vereniging Nachbarn ohne Grenze. Wordt hij niet moedeloos in een wereld waarin hij enerzijds glundert als Poetin en Schröder elkaar en hun volken ,,beste vrienden” noemen, en anderzijds altijd oorlog is?,,Ik put er kracht uit dat er goede, democratische legers zijn. Ook een militair kan vrede brengen. Toen de Engelsen de nazi’s hadden verdreven, behandelden ze ons niet als vijanden. Ze waren niet gemeen, treiterden niet, namen geen horloges af. Kijk in deze tijd naar Kaboel, waar Nederlandse, Engelse en Duitse soldaten samenwerken. Dat is goed.”
Haas heeft een groot deel van zijn leven gewerkt in de NAVO-bunker nabij Kleef. Hij was verantwoordelijk voor de telecommunicatie. Tijdens grote oefeningen werden de manoeuvres gestuurd vanuit die bunker. Zelfs de geschiedenis die daar aan hem voorbij trok, heeft zijn hoop niet de bodem ingeslagen, als was het eens kantje boord. Tijdens de Cuba-crisis in 1962, toen de dreiging van een kernoorlog tussen de Sovjetunie en de Verenigde Staten reëel was, had Haas een bijzondere taak. Hij was degene die – mocht het fout lopen – binnen de NAVO-gelederen de mededeling moest verspreiden dat er een kernoorlog was uitgebroken. Gelukkig kon hij er het zwijgen toe doen.(4 mei 2002)
Bron: Nederlands Dagblad